Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Eerste verdieping
Amsterdamse sociale huurders en bouwers zijn welkom
Almere zet poorten wijder open

Gaat Almere helpen bij het oplossen van problemen op de Amsterdamse woningmarkt? “De nieuwe stad is het verplicht”, zegt de Almeerse wethouder Wonen Arie-Willem Bijl. En om het zo goed mogelijk te kunnen doen, is Bijl voor een nauwere samenwerking tussen de twee steden en wellicht een terugkeer van Almere in het ROA. Ook stelt de polderstad voorzichtig zijn woningbouwmarkt open voor andere partijen, zoals Amsterdamse corporaties. Maar belangrijker nog vindt Bijl samenwerking op sociaal terrein. “Want bouwen kunnen we wel.”

“Geef ons een locatie en wij bouwen het”
Een partij die zeker kan bouwen is Ymere, zegt Joop Baars, directeur Projectontwikkeling. “Geef ons een locatie, en wij bouwen het voor u. Al moeten we duizend huurwoningen per jaar bouwen, dan doen we dat.” Wat hem betreft zijn er in Almere voldoende partijen om de bouwopgaven van de komende jaren te vervullen. “Ik ben er niet blij mee dat de grenzen opengaan. Aan de andere kant ben ik er ook niet benauwd voor. We denken elke competitie aan te kunnen.”
Je zou de argumenten voor de openstelling inderdaad kunnen zien als verkapte kritiek op de gevestigde partijen, beaamt Baars. “Maar hier speelt volgens mij ook een beetje dat het gras elders groener is. De prestaties die door de gemeente zijn gevraagd aan Ymere en daarvoor aan WVA zijn naar mijn idee altijd geleverd. Je kunt het ook omdraaien: wat heb je ons gevraagd om te maken?”
Bang voor grotestadsproblemen zijn ze ook bij Ymere niet. Het is vooral een kwestie van “mooie, gedifferentieerde wijken” maken en voldoende aandacht besteden aan beheer en leefbaarheid in de wijken. Maar was het niet Ymere-voorloper WVA die drie jaar geleden een plan voor een allochtonenbuurt lanceerde? “Die kwestie is toentertijd compleet uit zijn verband gerukt. We wilden woonwensen van allochtonen op de politieke agenda zetten, en geen wijken bouwen waar alleen allochtonen wonen.”
Ook is Baars niet bang dat door concurrentie van nieuwe wijken in Almere oudere buurten achterblijven en verslonzen. “Zeker als je groeit, is er ook veel aandacht nodig voor de bestaande stad, en moet je hier en daar ingrijpen. Dat hoeft niet altijd sloop te zijn, maar je moet wel actief zijn op een ander schaalniveau om gezamenlijk met gemeente en bewoners de gewenste kwaliteit in de buurt te handhaven. Voorkomen is beter dan genezen.”

Kan Almere helpen de spanning op de Amsterdamse woningmarkt te verlichten, vooral nu door verkoop, herstructurering en straks wellicht een omvangrijke liberalisering gestaag sociale huurwoningen verdwijnen in de hoofdstad? De Almeerse PvdA-wethouder Wonen Arie-Willem Bijl is stellig in zijn antwoord: “Nieuwe steden als Almere ontstaan vaak als ‘probleemoplossers’ voor grote steden. Daar is woningnood of ontbreken de woonmilieus waar behoefte aan is. Ik vind dat we nog altijd de taak hebben om bij te dragen aan het oplossen van de problemen van de grote stad”. Almere heeft op verzoek van Amsterdam, en als voortvloeisel van landelijk beleid, gekeken naar mogelijkheden om extra sociale woningbouw neer te zetten. Bovenop de bestaande opgave, die al voorziet in 30 procent sociale woningbouw, blijkt een aantal van duizend extra sociale woningen tot 2010 mogelijk. Maar het gaat dan niet om woningen die zijn gereserveerd voor Amsterdammers, benadrukt Bijl.

“Laat VROM eens ophouden met het rigide hanteren van dat soort regeltjes.”

Het zou makkelijker zijn als Amsterdam daarbij ook een deel van de lasten voor zijn rekening neemt. Amsterdam heeft al aangeboden te kijken naar BLS-middelen (locatiesubsidies, nvdr), die het rijk beschikbaar stelt voor woningbouw in de regio. Maar die mogen van VROM alleen binnen het ROA-gebied worden gebruikt en niet daarbuiten – een reden voor een gezamenlijke brief van Amsterdam en Almere naar de minister: “Dat ze maar eens moeten ophouden met het rigide hanteren van dat soort regeltjes.”
Bijl is binnen het college van Almere een uitgesproken voorstander voor terugkeer in het ROA, het regionaal overlegorgaan waaruit Almere zich midden jaren negentig “in een zoektocht naar een eigen identiteit” terugtrok. Het stadsbestuur maakt nu een analyse van de voor- en nadelen. Financieel zou het gunstig uitvallen. Maar belangrijker is dat Almere een forum nodig heeft waar het afspraken kan maken met de regio over de groeifasering tot 2030. “Maar ik vind wel dat je het ROA ook iets zou moeten herstructureren. We moeten elkaar niet vermoeien door voortdurend bij elkaar in de keuken te kijken. We zouden dan op hoofdlijnen afspraken moeten maken en daar ons overleg op richten. Niemand zit te wachten op meer overleggroepjes, wel op meer snelheid.”
Overigens wordt Almere nog steeds achtervolgd door het vorige ROA-avontuur. Het kostte de stad rond de 80 miljoen euro om uit het samenwerkingsverband te stappen. “En daar moet de afrekening nog van komen”, aldus Bijl.

Amsterdamse corporaties ontdekken Almere

Voor de wethouder is het ook logisch om op termijn de twee systemen van woonruimteverdeling binnen WoningNet samen te voegen. De mogelijkheden daarvoor worden nu bekeken. “Er moeten behoorlijke verschillen worden overbrugd. Almere heeft een volledig open woningmarkt, terwijl Amsterdam veel meer op de eigen stad is gericht en strikte regels kent voor inschrijving en woningtoewijzing.”
Ook in de corporatiewereld is de laatste jaren een toenadering te zien tussen Amsterdam en Almere. Eerst ontstond de Alliantie, waar De Dageraad in Amsterdam en Groene Stad Almere als lokale werkmaatschappijen in opgingen. Anderhalf jaar geleden gingen het Woningbedrijf Amsterdam en het Almeerse WVA samen in Ymere. Het Oosten is er sinds vorig jaar een toegelaten instelling en heeft een speciale ‘kwartiermaker’ voor Almere aangesteld. Bijl: “Iedereen probeert hier zo langzamerhand wel een voet tussen de deur te krijgen. En terecht, want er ligt hier een interessante opgave.” Voor Almere is de belangstelling van kapitaalkrachtige partijen ook interessant: “In het kennismakingsgesprek met Lex Pouw van Ymere gaf deze aan dat de vermogenspositie van zijn corporatie anders is dan wij gewend waren. Wat wij als stedelijk vernieuwingsvraagstuk zagen, is peanuts voor Ymere. Pouw verzekerde dat de corporatie daarvoor niet direct bij de gemeente Almere zou aankloppen. Zo’n houding is natuurlijk heerlijk. Het oude WVA had veel minder woningen en kon veel minder.”
Maar Bijl vindt dat er met drie gevestigde corporaties (de derde is GoedeStede) te weinig partijen op de Almeerse woningmarkt zijn. Zeker als de stad moet uitgroeien van de huidige 175.000 naar 400.000 inwoners. Bij wijze van proef zijn bij de ontwikkeling van de nieuwe wijk Columbuskwartier-Oost vierhonderd van de veertienhonderd woningen met een tender aanbesteed. Ook ontwikkelaars en corporaties van buiten de stad, en uit Amsterdam, waren daarbij welkom. Almere hoopt door meer concurrentie meer variatie in prijs en kwaliteit te krijgen.
“De Almeerse sociale woning heeft erg veel kwaliteit, is degelijk gebouwd en duurzaam. Het nadeel daarvan is dat de instaphuren hier relatief hoog liggen. Met een woonlastenfonds compenseren we mensen voor het gebrek aan goedkope huurwoningen, maar dat is de omgekeerde wereld. Corporaties zijn in het leven geroepen om betaalbare sociale woningen voor de lagere inkomens te bouwen. Ik verwacht dat ze creatiever gaan kijken naar goedkoper bouwen, bijvoorbeeld met een houtskelet of flexibel en demontabel. Aan die kant is er te weinig ontwikkeling bij corporaties. Die degelijkheid is voor de boekhouding van corporaties interessant, dan kunnen ze zo’n woning na vijftig jaar of tussentijds nog goed doorverkopen. Maar daar heeft de huurder niets aan, die zit al die tijd in een woning met een relatief hoge huur. Je maakt mij niet wijs dat je niet heel leuke woningen van 80- of 90.000 euro kunt neerzetten. De grond krijg je hier al voor een schijntje.”
Goedkope huurwoningen zoals die in Amsterdam veel voorkomen, zijn ook in Almere broodnodig, meent Bijl. “We zijn erg gericht geweest op eengezinswoningen, maar we zijn ook een diverse stad aan het worden. We hebben onze eigen starters en er stromen nu niet alleen meer gezinnen binnen, maar ook eenoudergezinnen en alleenstaanden. Die diversiteit in de bevolking ontwikkelt zich snel, en met onze voorzieningen, van woningen tot winkels, moeten we daar in meegaan.”
Bijl ziet de komst van veel Amsterdammers uit lagere inkomensgroepen, onder wie veel allochtonen, niet met zorg tegemoet. “Almere groeit snel tot een voor Nederlandse begrippen grote stad. Daar horen grotestadsproblemen bij. Dat is geen reden om de poort dicht te gooien. Het voordeel van het jonge Almere is dat het veel kan leren van de oude steden om zich heen. We kunnen hier aan preventieve stedelijke vernieuwing doen, voordat de verpaupering toeslaat.”

Geen verpaupering

De kwartiermaker
De woningbouwvereniging Het Oosten is sinds vorig jaar toegelaten tot Almere en heeft Eric Bloembergen aangesteld als kwartiermaker. Hij werkt nu nog vanuit Amsterdam, maar zodra de eerste projecten in Almere gaan lopen, opent de corporatie een kantoor in Almere.
De uitbreiding van het werkgebied naar Almere is een logische keuze. “Amsterdam en Almere zijn tweelingsteden die elkaar op tal van terreinen goed aanvullen”. Het Oosten had al ervaring in Almere met de ontwikkeling van Ecudorp, de nieuwe ecologisch/culturele leefgemeenschap voor oud-Ruigoordbewoners.
“Om de bestuurders van Almere kennis te laten maken met Het Oosten bieden wij aan het college van B en W in Almere aan om gebiedsstudies te doen op een ontwikkelingslocatie. We vragen drie teams rond goede ontwerpers hun visie op de nieuwe wijk te geven.” Daarnaast doet Het Oosten onderzoek naar mogelijkheden om leegstaande kantoorruimte in Almere om te zetten in huisvesting voor starters.
“We willen onze kennis op het gebied van grootstedelijke ontwikkelingen ook graag aan Almere ter beschikking stellen, het liefst voor lastige verstedelijkingsprojecten.” Bij de projectontwikkelaar Het Oosten Kristal is een speciaal team voor Almere vrijgemaakt. “Onze boodschap is: Het Oosten wil aan de slag in Almere, en liefst zo snel mogelijk.”

Maar veel Almeerders zijn hier juist naartoe gekomen omdat ze de grotestadsproblemen meer dan zat waren; hoe leg je die functie van opvang van kansarmen uit aan de bevolking en aan coalitiegenoot Leefbaar Almere?
“Het is één van de functies. En er komen ook veel kansrijken deze kant op. Aan hen leg ik het uit. Velen van hen komen ook uit Amsterdam. Leefbaar Almere bestaat grotendeels uit oud-Amsterdammers die donders goed weten dat we die migratie niet tegenhouden, en dat we moeten kijken hoe we er goed mee om kunnen gaan. Mijn collega Frits Huis, de oprichter en voorman van Leefbaar Almere die anderhalf jaar geleden de portefeuille Volkshuisvesting van mij heeft overgenomen, staat achter dit beleid. In het begin heeft Almere vooral de middengroepen weggesleept uit Amsterdam. Die wilden rust en verhuisden bijvoorbeeld met de stadsvernieuwing in de Kinkerbuurt van drie hoog achter naar een huis met een tuintje. De kans dat deze rust verstoord wordt door de instroom van lage inkomens en allochtonen is klein. Alleen al door de manier waarop wij hier sociale woningbouw hebben neergezet, is het allemaal veel comfortabeler. Die nieuwe groepen hebben ook allemaal een voor- en achtertuintje. We hebben geen grote woonblokken of hoogbouw waarin de verpaupering heeft toegeslagen. Dat is in andere nieuwe steden in Europa, zoals de Parijse banlieues, wel anders.”

De samenwerking met Amsterdam en op Noordvleugelniveau moet zich volgens Bijl naast woningbouw, infrastructuur en economie veel meer richten op sociale aspecten. Er moet een regionaal grotestedenbeleid worden ontwikkeld. “Stel dat de stedelijke vernieuwing in Parkstad goed op gang komt en we kunnen redelijk inschatten wat voor bevolkingsgroepen hier naartoe komen, dan moeten we kijken of we hier woningtypologieën kunnen aanbieden waar mensen op vooruit gaan. Maar je zou ook moeten kijken naar hun kansen op de arbeidsmarkt. Hoe kunnen we de situatie van kansarmen die hier naartoe komen omdraaien. Alleen al doordat ze in een ander woonmilieu komen, kunnen ze een betere uitgangspositie krijgen. Verder zie ik best mogelijkheden op het gebied van scholing en werkgelegenheid. Maar dan moeten we het sociale beleid niet tot de stadsgrenzen beperken. Ik zie dat we op Noordvleugelniveau niet over dit soort sociale ontwikkelingen praten. Dat is voor de komende periode de moeilijkste opgave. Want huizen bouwen, dat kunnen we wel.”

Johan van der Tol