Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Tweede verdieping
Huisvesting verblijfsgerechtigden nog op peil aantal illegalen groeit snel
Asielzoeker in Amsterdam

De Afghaanse broers Asfar en Anwar Mandozai delen sinds drie maanden een flat in Amsterdam-Noord met twee andere jonge vluchtelingen. Amsterdam heeft, als alle Nederlandse gemeenten, de taak om vluchtelingen met een verblijfsstatus te huisvesten. Asfar en Anwar hadden geluk, want door het tekort aan woningen en toenemende bureaucratie bij de diensten verloopt ook de huisvesting van vluchtelingen moeizamer. Minder geluk hebben het stijgend aantal uitgeprocedeerde asielzoekers in de hoofdstad.

De flat waarin de 21-jarige Asfar, zijn twee jaar jongere broer Anwar en twee andere vluchtelingen uit Afghanistan en Soedan wonen, is een doorsnee vierkamerwoning in Amsterdam-Noord. Bij aankomst bij de flat leunt een benedenbuurman uit het raam. Hij heeft het busje van HVO-Querido al herkend. Hij is tevreden met zijn nieuwe bovenburen. “Het zijn prima jongens. Ze houden de boel netjes. We hebben geen enkele last van ze”, vertelt hij.

De flat waarin de 21-jarige Asfar, zijn twee jaar jongere broer Anwar en twee andere vluchtelingen uit Afghanistan en Soedan wonen, is een doorsnee vierkamerwoning in Amsterdam-Noord. Bij aankomst bij de flat leunt een benedenbuurman uit het raam. Hij heeft het busje van HVO-Querido al herkend. Hij is tevreden met zijn nieuwe bovenburen. “Het zijn prima jongens. Ze houden de boel netjes. We hebben geen enkele last van ze”, vertelt hij.

Asfar is alleen thuis. Hij vertelt in goed Nederlands dat hij samen met zijn broer op 17-jarige leeftijd zijn geboorteland heeft verlaten. “Mijn ouders vonden het niet langer veilig voor ons in Afghanistan. We zijn door een mensensmokkelaar de grens over gebracht.” Nadat de jonge Afghanen op Schiphol asiel hadden aangevraagd, volgde de gebruikelijke route via het aanmeldcentrum naar een opvangcentrum en vervolgens naar een asielzoekerscentrum.

Na ongeveer twee jaar kregen de broers een tijdelijke verblijfsvergunning en hadden ze recht op een ROA-woning (regionale opvang asielzoekers). De flat waarin ze nu wonen kregen ze een half jaar later toegewezen nadat hun verblijfsvergunning definitief was.

Asfar werkt in een McDonalds-vestiging in het centrum. Zijn broer volgt een handelsopleiding bij het Regionaal Opleidingscentrum. Asfar denkt wel dat hij en zijn broer zo lang als mogelijk is in de flat in Noord blijven wonen. “Het is een leuke buurt. Het is lekker rustig en we hebben aardige buren. Met de twee andere mensen die hier wonen klikt het ook heel goed. We proberen regelmatig samen te eten. Dat lukt niet altijd, omdat we op verschillende tijden werken of naar school gaan. Ik ga binnenkort ook een parttime-handelsopleiding volgen. Misschien dat mijn broer en ik daarna een eigen zaak kunnen beginnen. Dat zou geweldig zijn.”

De vier jonge vluchtelingen in de flat werden gehuisvest door HVO-Querido, een van de organisaties die na aanmelding bij de Stedelijke Woningdienst (SWD) zorgt voor de huisvesting en begeleiding van vluchtelingen. HVO-Querido heeft een aparte sector Vluchtelingen en Jeugd die de jongeren begeleidt bij het zelfstandig wonen. Voorwaarde is dat de vluchtelingen werken of naar school gaan. Deze vorm van begeleid wonen is voor jongeren van 18 tot 23 jaar. Na hun 25-ste moeten ze doorstromen naar een zelfstandige woning.

Simon Bontekoning, projectleider Opvang Vluchtelingen van de SWD. “De landelijke afspraak om binnen drie maanden een woning beschikbaar te stellen, wordt vaak niet meer gehaald.”



Sinds 1998, het moment waarop Amsterdam de taakstelling kreeg om vluchtelingen te huisvesten, plaatste HVO-Querido 150 jongeren in woningen. Na een evaluatie is onlangs besloten het project voort te zetten. Jeanette Tanis is projectleider. “We zijn tevreden over het verloop van het project. De meeste jongeren burgeren prima in. Wel willen we in de toekomst de koppeling tussen wonen en inburgeren verbeteren door waar het nodig is meer begeleiding te bieden”, vertelt Tanis.

Medewerkers van HVO-Querido bezoeken de jongeren minimaal eenmaal per maand om te kijken of alles in orde is. Tanis: “Soms zijn er wel eens klachten van buren, bijvoorbeeld omdat de vuilniszakken niet op tijd buiten worden gezet. En het kan gebeuren dat een van de jongeren problemen heeft op het werk of op school, of er is sprake van psychische malaise. Dan helpen we waar we kunnen of verwijzen door naar een andere hulpverlenende instantie.”

Kink in de kabel

Het huisvesten van vluchtelingen loopt via verschillende kanalen. De Stedelijke Woningdienst (SWD) is belast met de coördinatie. In een projectorganisatie met daarin vertegenwoordigers van de Sociale Dienst, Stichting Vluchtelingenwerk, HVO-Querido, de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en de dienst Welzijn worden afspraken gemaakt over beleid en uitvoering.

Op dit moment zijn ongeveer 7650 statushouders in de hoofdstad gehuisvest. Deze vluchtelingen wonen vooral in Amsterdam Noord en Zuidoost. Omdat de Amsterdamse woningvoorraad voornamelijk bestaat uit kleinere woningen, worden vooral alleenstaanden en kleine gezinnen in de hoofdstad ondergebracht. Tot 1999 werden alleen mensen uit asielzoekerscentra elders in het land in Amsterdam gehuisvest, maar inmiddels zijn er ook vijf asielzoekerscentra (AZC’s) in Amsterdam. In die centra, in de stadsdelen Zuidoost, Zuideramstel, Zeeburg, Bos en Lommer en Noord verblijven op dit moment ongeveer 1740 mensen. Aanmelding bij de SWD van vluchtelingen met een verblijfsstatus loopt via het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) of HVO-Querido.

Simon Bontekoning van de (SWD) is stedelijk projectleider Opvang Vluchtelingen. In de beginjaren verliep de samenwerking tussen de uitvoerende diensten prima, maar de bureaucratisering is de afgelopen jaren toegenomen, vertelt hij. Amsterdam voldoet, in tegenstelling tot veel andere gemeenten, desondanks ruim aan de taakstelling. Bontekoning: “De bereidheid om mee te werken aan huisvesting van deze doelgroep is er zeker, maar de uitvoering gaat de laatste tijd te traag. De landelijke afspraak om binnen drie maanden na aanmelding te verhuizen wordt vaak niet gehaald. Het gevolg is dat de doorstroming vanuit de AZC’s momenteel enigszins stagneert.”

Bijan Taleb is hoofd huisvesting bij Stichting Vluchtelingenwerk Amsterdam. Hij ondervindt de gevolgen van de bureaucratisering in de praktijk. Vooral de Sociale Dienst fungeert als bottleneck. Taleb: “De woningcorporaties vragen bij verhuur van een woning om een garantie in de vorm van een maand huur en een borgsom. De Sociale Dienst moet daarvoor een voorschot geven op de uitkering. Wanneer de Sociale Dienst te traag functioneert, komt er een kink in de kabel. Dat is zeer frustrerend voor ons, maar zeker ook voor de vluchtelingen. Die mensen zijn hier gekomen met heel hoge verwachtingen en hebben al een rottijd achter de rug. Vervolgens moeten ze onnodig lang op een woning wachten.”

Vluchtelingenwerk komt onmiddellijk in actie nadat een woning beschikbaar is gesteld door een woningcorporatie. Binnen een paar weken wordt de betreffende woning door een speciaal bedrijf gestoffeerd, wordt een uitkering aangevraagd, een tandarts en dokter gezocht en een inburgeringprogramma opgesteld.

De bureaucratisering is de afgelopen jaren toegenomen. Vooral de Sociale Dienst fungeert als bottleneck.

Over de samenwerking met de woningcorporaties is Taleb positiever. “De mensen die daar werken stellen zich zakelijk op. Het maakt ze niets uit wie er in een woning zit, zolang de huur maar wordt betaald en men zich aan de regels houdt. Het is wel storend dat ongeveer de helft van de woningen in slechte staat wordt opgeleverd. Wanneer je een klacht indient, duurt het soms maanden voordat er iets gebeurt. Dat is te wijten aan gebrek aan personeel bij de onderhoudsdienst en daar kunnen de corporaties weinig aan doen.”

Taleb is ervaringsdeskundig: hij vluchtte in 1985 vanuit Iran naar Nederland. In die tijd was er nauwelijks iets geregeld voor asielzoekers. “Je kwam op Schiphol aan, vroeg daar asiel aan en dan moest je het verder zelf maar uitzoeken. Het enige wat je doen kon was bij allerlei instanties aan de bel trekken, net zo lang tot je het een en ander had geregeld. Er is dus veel ten goede veranderd. Een nadeel is wel dat mensen nu soms vier jaar in een AZC gedwongen niets zitten te doen. Vroeger kreeg je veel meer kansen om je op je eigen niveau te ontwikkelen. Dat is niet alleen beter voor de vaak hoog opgeleide asielzoekers, maar ook voor de economie. Nu blijft er veel arbeidspotentieel onbenut.”

Directeur Jacqueline van Loon van Vluchtelingenwerk Amsterdam bevestigt de problemen bij de Sociale Dienst. “Die dienst heeft een enorme reorganisatie achter de rug. Een van de maatregelen was het opheffen van Unit 9. De mensen van die afdeling hielden zich speciaal met deze doelgroep bezig en waren van alle finesses op de hoogte. Nu is die taak verspreid over verschillende afdelingen, terwijl de materie door de nieuwe wetgeving ook nog eens ingewikkelder is geworden,” legt Van Loon uit.

Het plan van LPF-minister Nawijn om tachtig procent van de asielzoekers bij de grens tegen te houden noemt Van Loon irreëel. “Er wordt stoere taal uitgeslagen, puur om te scoren. Als jurist weet Nawijn best dat hij onmogelijk Europese verdragen kan omzeilen en eenzijdig zo’n vergaande maatregel kan nemen. Ik vraag me ook af hoe hij die tachtig procent gaat schiften. Stel dat Bush Irak binnenvalt en er duizenden Irakezen aan de grens komen te staan. Wie laat je dan binnen en wie niet?”

De plannen van Nawijn mogen dan irreëel zijn, volgens Van Loon verziekt dit soort zaken behoorlijk het klimaat in Nederland en is de kans op polarisatie groot. Nawijns oproep om gemeenten te dwingen geen noodhulp meer te verstrekken aan uitgeprocedeerde vluchtelingen, is volgens Van Loon niet nieuw. “De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft dit onderwerp zelf al aangekaart bij de vorige staatssecretaris. De uitkomst is steeds weer dat mensen volgens de wet weg moeten, maar niet echt weg kunnen omdat hun land nog steeds onveilig is. Met name de grote steden worden geconfronteerd met de schrijnende gevolgen van het restrictieve rijksbeleid.”

Humanitaire nood

De laatste strohalm voor een uitgeprocedeerde asielzoeker is de Werkgroep Perspectief Asielzoekers (WPA), een bundeling van maatschappelijke en kerkelijke organisaties die zich al jaren in Amsterdam bezig houden met de opvang van asielzoekers. De voorwaarde voor hulp is dat er nog kans is om toch toegelaten te worden tot de asielprocedure of dat iemand alsnog in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Dat geldt bijvoorbeeld voor de zogenoemde Dublin-claimanten (mensen die een visum hebben voor een ander Europees land of daar al asiel hebben aangevraagd) of mensen waarover in het aanmeldcentrum negatief is beslist, maar die in beroep gaan tegen die beslissing. Deze mensen verblijven weliswaar op dat moment rechtmatig in Nederland, maar kunnen geen aanspraak maken op rijksvoorzieningen.

“De groep die zonder voorzieningen op straat komt te staan, wordt steeds groter”

Vorig jaar besloot de gemeenteraad financiële middelen te reserveren binnen het Fonds Gevolgen Vreemdelingenwetgeving, waardoor gedurende een overbruggingsperiode hulp kan worden geboden aan mensen die verkeren in een humanitaire noodsituatie. Door die hulp te bieden hoopt de gemeente te voorkomen dat mensen op straat gaan zwerven en de reguliere hulpverlening overbelast raakt. Ieder halfjaar dient de WPA een declaratie in, waarna de gemeente controleert of het geld op de juiste manier is besteed. In de eerste helft van dit jaar ontvingen 230 mensen hulp met geld dat de gemeente heeft verstrekt. Hier werd tachtigduizend euro voor gedeclareerd. Ingrid Schippers van de Werkgroep Opvang Uitgeprocedeerden van de Raad van Kerken Amsterdam (een van de organisaties binnen de WPA) legt uit dat de procedure waarin deze groep mensen zit echter vaak een aantal jaren duurt. “In de praktijk komt het er op neer dat we zes maanden gesubsidieerde hulp bieden en dat de overige hulp wordt betaald uit de zak van de organisaties.” Wat de kerkelijke organisaties betreft gaat dat om een bedrag van ongeveer 150 duizend euro per jaar.

Amsterdam merkt nog niets van de verminderde instroom van asielzoekers. Schippers: “Maar de groep die al binnen 48 uur wordt afgewezen en zonder voorzieningen op straat komt te staan, wordt steeds groter. Zij kloppen vervolgens hier aan en wanneer er nog een beroepsprocedure loopt, vangen we die mensen zo goed mogelijk op. Eigenlijk doen wij dus het werk dat de overheid laat liggen. Er wordt nu gesproken over verlenging van de aanmeldprocedure tot drie maanden. Ik hoop dat dat doorgaat, want het aantal mensen dat door ons wordt onderhouden, wordt onaanvaarbaar hoog.”

Dominee Atze van den Broek van de Raad van Kerken is voorzitter van de WPA. Hij schat dat slechts een op de tien mensen die bij de WPA aankloppen voldoet aan de criteria voor hulp. “Hoeveel illegalen er zijn weet niemand, maar hun aantal groeit drastisch door de nieuwe wetgeving. Maar we zijn geen activistenclub die tot elke prijs mensen hier wil houden. Als mensen terug willen, helpen we ze daarbij. In de eerste helft van dit jaar zijn vijftig asielzoekers met onze hulp afgereisd. We kijken intussen met grote zorg naar de ontwikkelingen. Het rijk weigert de consequenties van het eigen beleid op zich te nemen, maar tikt de gemeenten wel voortdurend op de vingers wanneer hulp wordt geboden. Over enkele maanden loopt de subsidie af en zal het WPA opnieuw aan de bel trekken. Ik hoop dat de gemeente Amsterdam aan haar zorgplicht blijft voldoen voor alle mensen in de stad, dus ook voor vluchtelingen.”

 

Woningtoewijzing aan verblijfsgerechtigden

* 50 opvangwoningen gingen retour naar corporaties

** 100 opvangwoningen retour

*** max 300

De huisvesting van verblijfsgerechtigden is een wettelijke verplichting voor alle gemeenten. Halfjaarlijks worden de taakstellingen door het rijk vastgesteld.

De verblijfsgerechtigden zijn te beschouwen als ‘technisch dakloos’, omdat ze vanwege hun verblijfsvergunning het opvangcentrum moeten verlaten. Gemiddeld duurt het nu landelijk tien maanden in plaats van de wettelijke limiet van drie maanden voordat een woning wordt aangeboden; Amsterdam heeft op dit moment geen achterstand.

In 2001 werden in Amsterdam 4.261 woningen verhuurd aan voorrangskandidaten (= 31% totale leegkomst van corporatiewoningen). Hiervan werd 7% (292) aan verblijfsgerechtigden verhuurd (= 2,6% van totale leegkomst).

 

Janna van Veen