Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Lex Pouw neemt na 25 jaar afscheid
Trots op Ymere

Lex Pouw verlaat na ruim 25 jaar de Amsterdamse volkshuisvestingswereld, of althans Ymere. Hij is trots op de prestaties van ‘zijn ‘ corporatie. De oude woningvoorraad staat er goed bij. Bijzondere gebouwen als het Sieraad en de Timorpleinschool hebben een nieuwe bestemming gevonden. En aan de oevers van het IJ verrijst een nieuwe, gevarieerde stad.

Zijn voor de buitenwereld plotselinge vertrek als bestuursvoorzitter van fusiecorporatie Ymere betitelt Lex Pouw als een ‘opzettelijke keuze’. Hij wilde de nieuwe organisatie niet al te lang in de weg zitten. “De start is gemaakt. De fusie tussen Ymere en de Woonmaatschappij krijgt heel snel vorm. Er staat een goed bestuur. Mijn opvolging is geregeld. Dan nog lang blijven rondlopen, dat is niks.”

De wortels van Ymere gaan terug naar midden negentiende eeuw. Een zesde deel daarvan heeft Pouw persoonlijk meegemaakt. Volgens hem is de afgelopen jaren – vooral na verzelfstandiging van de corporaties, privatisering van het Gemeentelijk Woningbedrijf en het schrappen van overheidssubsidies – een zeer succesvol bedrijf ontstaan. “Het bedrijf staat als een huis. We bedienen op een goede manier de regionale woningmarkt. En we leveren een geweldige bijdrage aan oude buurten. We hebben de schaal om op allerlei plekken de kwaliteit van woningvoorraad en buurten te verbeteren. Daarbij hebben we ook de ambitie te werken aan allerlei vraagstukken van sociale aard. De kwaliteitsambities van onze nieuwbouw garanderen een toevoeging van langdurig waardevolle producten.”
Ymere weet zich naar de mening van Pouw echt te onderscheiden. Trots is hij op de staat van de oude woningvoorraad, soms nog daterend uit de negentiende eeuw. “Grote stukken oud woningbezit hebben we al opgeknapt. Of daarvan is de aanpak in uitvoering. Neem de Dapperbuurt, de Spaarndammerbuurt, Tuindorp Oostzaan, Indische Buurt of Betondorp. Ik kan een lange lijst opnoemen. De enige buurt waar we nog op gang moeten komen is de Van der Pekbuurt. Ook ons alleroudste bezit, bijvoorbeeld in de Jordaan, staat er doorgaans goed bij.”

Buurticonen

Het gaat hem om meer dan alleen architectuur. Het sociaal-economische leven in oude wijken krijgt eveneens een oppepper. “Bij ons cultureel erfgoed hoort kansen bieden. Je hoeft er niet trots op te zijn, maar ooit hadden we de woonscholen. Nu vertalen we het bieden van een beter perspectief aan jongeren met bijzondere activiteiten in achterstandswijken. Kansen bieden hoort echt bij onze attitude.”
In de Indische Buurt bestemde Ymere de Berlage-blokken voor starters en studenten. In dezelfde wijk kreeg ook de voormalige Ambachtsschool een nieuwe bestemming. “We hebben aan het Timorplein een echt icoon gecreëerd. Er is door de komst van hotel, bioscoop en kleinschalige bedrijfsruimten een andere kleur in de buurt ontstaan. Een soortgelijk resultaat hebben we eerder ook weten te bereiken met de meer creatief-artistieke invulling van Het Sieraad in de Baarsjes. We zagen aanvankelijk tegen de risico’s op. Het ging om een groot complex, maar het commerciële en alternatieve circuit heeft het goed opgepakt. De Chassébuurt wordt – ook door de nieuwbouw en het fraaie gevelherstel - een heel mooie buurt. Daarmee is het bewijs geleverd dat een corporatie met de bouw van een icoon een buurt een geweldige impuls kan geven.”
Trots is hij ook op de aanpak van de herstructurering in buurten van recenter datum. Ymere heeft een dominante positie in de Reimerswaalbuurt in Osdorp. Daar wordt een enorm programma gerealiseerd. En Nieuwendam-Noord krijgt een heel ander aanzien. Sloop is voorzichtig begonnen. De woningvoorraad zal een belangrijke kwaliteitsverbetering ondergaan.

Nieuw gezicht

Niet op de laatste plaats vraagt Pouw aandacht voor de jongste stadsinbreiding aan de IJ-oevers. Amsterdam krijgt met hulp van onder meer Ymere een heel nieuw gezicht. Aan alle kanten van zijn werkkamer op de dertiende etage aan de De Ruijterkade zijn aannemers in de weer. “We zijn zowel aan de noordkant, als aan de zuidzijde van het IJ een grote mederisicodragende ontwikkelaar. In al die ingewikkelde bouwklonten zijn wij aanwezig met goedkope en duurdere huurwoningen, koopwoningen, commerciële plinten en culturele voorzieningen. We blijven bovendien langdurig aan de Zuidelijke IJ-oever. Pakhuis Afrika hebben we gekocht, net als Detroit. Andere delen hebben we zelf ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor het Westerdokseiland. Er ontstaat een bijzondere stedelijke rand aan het water.”
De voor de stad ongebruikelijke dichtheid, jaagt hem geen vrees aan. “Bij de ontwikkeling van de Oostelijke Handelskade hadden we die vrees nog wel. Maar het Westerdokseiland was bij wijze van spreken al verkocht, voordat de eerste steen werd gelegd. Onze sociale woningbouw op het Oosterdokseiland moet nog gestalte krijgen, maar ik ben er van overtuigd dat ook dat gebied fantastisch gaat lopen.”
Daarnaast realiseert Ymere een forse productie in de regio. “Ymere draagt flink bij aan de groei van de regionale woningmarkt. Wij zijn op alle mogelijke plekken in de Noordvleugel actief. In Alkmaar, Purmerend, Leiden, Haarlemmermeer.” Het is, zo geeft hij toe, wel een kwetsbare productie. “We zijn sterk afhankelijk van verbetering van de infrastructuur. We worden geconfronteerd met toenemende milieu-eisen. En de bestuurlijke afwikkeling van bouwlocaties verloopt niet altijd even vlot. Maar ondanks al die externe factoren, weten we toch een behoorlijke productie te realiseren.”
Het verwijt dat zijn corporatie in de regio niet het juiste aanbod realiseert en veel te vaak kiest voor minder gewenste appartementen, deert hem niet. Hij mist de nuance. “De vraag naar en de opbrengst van dergelijke appartementen is wat lager, maar we kunnen de woningproductie niet terugbrengen tot alleen de bouw van stedelijke appartementen of rijtjeswoningen. Dat er een koopkrachtige vraag naar iets anders is, zegt niet dat we geen appartementen moeten bouwen. Er is een heel gevarieerde vraag, ook in de regio; van niet-gezinnen, senioren, kleine huishoudens. We moeten het hele palet bestrijken.”

Buitenlandbeleid

Pouw benadrukt dat het daarbij om meer gaat dan alleen de schaal, maar ook om ambitie. “Voor ons is aandacht voor kunsttoepassing in al onze complexen heel vanzelfsprekend. Op dat terrein kennen we een lange traditie. Verder besteden we systematisch aandacht aan tuinontwerp. Ook in oude buurten. Dat is al met al heel onderscheidend.”

Dat is het spannende van een zwart gat

Een andere onderscheidende strategie is voor hem het systematische buitenlandbeleid. “Doorgaans geven corporaties organisaties in de Tweede of Derde Wereld subsidies. Ymere wil de zelfredzaamheid stimuleren en heeft daarvoor een leningensysteem verzonnen en stichting DIGH helpen oprichten. We mogen als toegelaten instelling geen geld lenen aan organisaties in Zuid-Afrika, Oost-Europa of de Antillen. Maar we mogen via de speciale stichting wel leningen garanderen. Op die manier kunnen wij toch ons model exporteren. Het is een uitvinding waar ik heel trots op ben.”
Hij heeft vanaf de jaren tachtig aan stad en regio getimmerd. “Dan kom je ook je eigen fouten tegen. We hebben als Gemeentelijk Woningbedrijf lange tijd genoegen genomen met een bescheiden kwaliteit tegen een lage prijs. Vooral de jaren tachtig waren op het punt van esthetiek een slordige tijd. Toen was er veel aandacht voor bouwen voor de buurt. Er werd veel aandacht geschonken aan bewonersparticipatie. Het geld ging vervolgens naar de binnenkant, niet naar de gevel. Dat zijn de kunststofkozijnen die we nu op grote schaal vervangen. Aan de andere kant: toen was er al wel aandacht voor milieu. Onze oudste zonnepanelen dateren uit die tijd.”

Zwarte gat

Kan Lex Pouw leven zonder volkshuisvesting? Over zijn toekomst doet hij geen uitspraken. “Het bedrijf heeft me altijd kansen gegeven. Ook op momenten dat Ymere veel kritiek ondervond. Ik blijf me verbonden voelen met volkshuisvesting. En met de stad. Ik weet echt nog niet wat ik ga doen. Dat wordt ook voor mezelf een verrassing. Er zijn niet zoveel mensen waar je dat van kunt afkijken. Dat is het spannende van het zwarte gat. Maar ik voel me vitaal genoeg nog een draai aan mijn leven te geven. Dat is mijn enige zekerheid.”

Bert Pots