Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Derde verdieping
Stadsdelen stellen eigen welstandsregels op
Vooroorlogs Amsterdam gaat onder de kaasstolp

Wel of geen homovlaggen in het centrum? Het tumult over deze kwestie was de voorbode van een wijziging in het welstandsbeleid. Vanaf 1 juli gaan stadsdelen daar zelf over. Dat levert veertien verschillende welstandsnota’s op. Tussen de nota’s zitten grote verschillen, maar binnen de ringweg draait - tot verdriet van de welstandscommissie - alles om behoud van de bestaande stad.

Ver-van-mijn-bedshow

Burgers meer duidelijkheid geven over wat zij wel en niet aan hun woning mogen vertimmeren. Dat is kort gezegd de achterliggende reden geweest om stadsdelen een eigen welstandsnota te laten schrijven. Met zo’n gevoelig liggend onderwerp zou je denken dat bewoners ook massaal naar de informatie- en inspraakavonden komen om tegen de nieuwe verboden te protesteren. Niets is minder waar. “We hebben met advertenties en buurtkranten geprobeerd om zoveel mogelijk mensen naar onze informatie-avonden te lokken. Maar op de drie bijeenkomsten is in totaal een man of vijftien af gekomen”, vertelt Gijs Vorstman van Zuideramstel. De andere stadsdelen hebben soortgelijke ervaringen, waarbij Osdorp en de Baarsjes de kroon spannen met nul personen. Voor Ellen van Kessel in Oud-West was de miezerige opkomst reden om geen informatie-avond maar een inloopspreekuur te organiseren. “Mensen met concrete bouwplannen kunnen we meteen vertellen of ze binnen de regels blijven. Ik ben ook bang dat een algemene toelichting op de nota eerder vragen oproept dan antwoorden geeft.”

Woensdagavond kwart voor tien. Wethouder Els Iping van stadsdeel Centrum steekt opgelucht haar duimen de lucht in. “Toppie jongens”. De voorzitter van de raadscommissie Bouwen en Wonen heeft net geconcludeerd dat de meeste leden kunnen instemmen met de nieuwe welstandsnota en de veelbekritiseerde reclamerichtlijnen. Twee dagen later kijkt Iping in haar kamer op het stadhuis tevreden op het raadsdebat terug. “Eindelijk ging het weer over de schoonheidsregels voor daken en gevels in de binnenstad. En niet over de steigerdoeken, hotelvlaggen of de ‘gehypte’ regenboogvlag van de homohoreca. “Ik heb de emoties over dat laatste onderwerp onderschat”, constateert ze achteraf. Met de bereikte compromissen over deze heikele punten kan ze goed leven. Dus mag de homovlag voortaan elke dag aan de gevel wapperen en kunnen hotels met een pui van maximaal twintig meter breed twee landenvlaggen uithangen. “De kern van de nota is dat nieuwe bouwplannen zich naar de bijzondere kwaliteiten van de binnenstad voegen. En dat staat nog altijd overeind.”

Iping is niet de enige stadsdeelwethouder die eigen welstandsregels moest opstellen en door de deelraad heen loodsen. In alle vijftien stadsdelen hebben de portefeuillehouders wonen en ruimtelijke ordening dezelfde opdracht meegekregen van de gemeenteraad. Het was de nieuwe Woningwet die in 2003 alle gemeenten verplichtte om binnen anderhalf jaar een eigen beleidsnota met concrete welstandseisen vast te stellen. Amsterdam had sinds 1999 al een beleidsnota over dit onderwerp in de kast liggen. Maar de gemeenteraad besloot in 2001 dat de stadsdelen zelf welstandsregels moesten maken. Centrum is het eerste stadsdeel waar de operatie achter de rug is. Bij de meeste anderen wordt nog druk gewerkt aan de nieuwe regels, maar wordt de deadline van 1 juli hoogstwaarschijnlijk nèt gehaald. Dat is belangrijk, want na die datum mogen stadsdelen zonder beleidsplan aangevraagde vergunningen niet meer op welstand toetsen. Dan kan het in theorie zomaar gebeuren dat tussen de oude baksteengevels van Berlage een betonnen ‘doos’ van Rem Koolhaas wordt gebouwd.

Veertien verschillende nota’s

“Misschien hadden we de nota’s toch zelf moeten schrijven”

Om het welstandsbeleid van de verschillende stadsdelen niet al te ver uit elkaar te laten lopen, heeft de centrale stad haar oude welstandsrapport enkele jaren geleden omgewerkt tot een kadernota. Alle bijzonderheden van gebieden die stedenbouwkundig bij elkaar horen, zijn daarin omschreven en op waarde geschat. Ook heeft een groepje bevlogen ambtenaren verschillende bijeenkomsten georganiseerd om meer eenheid te krijgen in de opbouw van de nota’s en het gebruik van allerlei begrippen. Maar wie de oogst aan conceptnota’s bekijkt, moet concluderen dat dit is mislukt. Ieder rapport ziet er in allerlei opzichten weer anders uit.
Op het eerste gezicht lijkt het niet zo erg dat stadsdelen als Centrum en Oud-West gedetailleerde reclamerichtlijnen in hun nota opnemen, waar andere als Zuideramstel genoegen nemen met vermelding in de Algemeen Plaatselijke Verordening. Dat in de Rivierenbuurt en Buitenveldert abstracte richtlijnen voor deelgebieden worden aangevuld met concretere stijlcriteria, valt ook nog te billijken. Hoewel de welstandscommissie in haar reactie niet blij was met weer een nieuwe categorie welstandseisen. Maar lastig wordt het als de ambtenaren van Noord onder ‘objectcriteria’ iets heel anders verstaan dan hun collega’s in Centrum. Bij de eersten gaat het om schoonheidsregels voor afwijkende panden als boerderijen, winkelcentra of woonwagens. Aan de overzijde van het IJ zijn het de belangrijkste welstandseisen die aan gevels en daken van alle panden worden gesteld.
Stadsdeelwethouder Kees Diepeveen in Noord ligt niet wakker van de verschillen. “Burgers die willen verbouwen zijn alleen geïnteresseerd in de regels van het stadsdeel waarin ze wonen.” Professionele gebruikers als architecten en ontwikkelaars zijn volgens hem ook wel gewend om met verschillen om te gaan. Paul Jongen, secretaris van de gemeentelijke welstandscommissie en hoofd van het stedelijk bureau Welstandszaken, is minder enthousiast over het gebrek aan eenheid. Hij heeft achteraf een dubbel gevoel over de hele operatie. “Misschien hadden we de nota’s toch zelf moeten schrijven. Hoewel het voor de stadsdelen ook goed is geweest dat ze zich een keer zo intensief in het onderwerp hebben verdiept.”

Behouden of vernieuwen

Als het om de inhoud van de welstandsregels gaat, zijn er tussen de nota’s gelukkig ook veel overeenkomsten. Vooral de stadsdelen binnen de ringweg zitten in hun verlangen naar behoud van de bestaande gevels en daken vaak op één lijn. Volgens beleidsambtenaar Ellen van Kessel, die verantwoordelijk is voor de welstandsnota van Oud-West, heeft die eensgezindheid te maken met de eerder verschenen welstandsnota voor de negentiende-eeuwse ring. “Stadsdelen als Westerpark, Zeeburg, Oost/Watergraafsmeer en wijzelf hebben enkele jaren geleden alle buurten uit die periode al in kaart gebracht en op schoonheid laten beoordelen.” Eerder gebeurde hetzelfde met de gordel ’20-’40, vertelt Gijs Vorstman van stadsdeel Zuideramstel. “Maar we hebben in de nieuwste versie de criteria voor dakterrassen en andere opbouwen in de Rivierenbuurt aangescherpt. Voortaan mag ook het profiel van een pand aan de achterkant niet worden verstoord.”
Met de nieuwe welstandsnota’s worden karakteristieke gebouwen en buurten beter beschermd tegen onzorgvuldige verbouwingen of lelijke nieuwbouw. Maar krijgen architecten nog wel voldoende ruimte om afwijkende ontwerpen te maken en nieuwe tradities te laten ontstaan? De welstandscommissie maakt zich in ieder geval zorgen over dit punt. “Architecten moeten ook binnen de ringweg de monumenten van morgen kunnen maken”, stelt Paul Jongen. Nu wordt naar zijn smaak de deur veel te wijd opengezet voor lelijke reconstructies. Vooral in de binnenstad groeit het aantal “slappe aftreksels” van oude en waardevolle bouwstijlen. “Behoudzucht is prima, maar met historiserend bouwen sla je de plank helemaal mis.”

Angst voor vertragingen

Het zit Bureau Woningbouwregie niet helemaal lekker dat de stadsdelen van de gemeenteraad eigen welstandsregels moesten opstellen. De angst voor extra vertragingen bij bouwprojecten is groot. Dit voorjaar vroeg Arthur Verdellen alle portefeuillehouders nog of hij rekening moest houden met nieuwe beperkende welstandsregels. Het antwoord is geruststellend. Verschillende stadsdelen benadrukken dat de nieuwe regels ‘geen dictaat’ vormen. Van nieuw beleid is in veel gevallen ook geen sprake. Goede bouwers vinden het volgens stadsdeelbestuurder Els Iping juist prettig als er van tevoren duidelijke welstandsregels zijn. “Omdat we over grote projecten met de buurt overleggen, wordt de kans op bewonersverzet en vertragingen alleen maar kleiner. En juist die goede bouwers willen we hebben in de binnenstad.”

Het pand dat bioscoop Alhambra vervangt aan de Weteringschans vindt Jongen een goed voorbeeld van hoe het dus niet moet. “Eén van de commissieleden heeft er samen met de architect nog de ergste misstanden uitgehaald. Maar de armoe straalt je bij de onderpui nog altijd tegemoet.” Over het ontwerp van Liesbeth van der Pol aan het Meerhuizenplein in de Rivierenbuurt is hij juist erg tevreden. Daar is naar zijn idee op een intelligente manier aansluiting gezocht bij de omringende panden in de stijl van de Amsterdamse School.

Ad hoc schoonheidsregels

Van historiserende bouwplannen hebben ze in Zuidoost, Noord en de Westelijke Tuinsteden weinig last. Ontwikkelaars en burgers kunnen over het algemeen maar weinig waardering opbrengen voor de moderne architectuur van de naoorlogse woonwijken. Door de grootschalige sloop- en nieuwbouwplannen veranderen deze stadsdelen de komende jaren sowieso ingrijpend van gezicht. In de meeste welstandsnota’s is dan ook wel aandacht voor de bijzondere bouwgeschiedenis van de wijk, maar is de zucht naar behoud van bestaande stijlen niet zo groot als bij de collega’s in de oudere stadsdelen.
Neem Noord. Of een ontwikkelaar bij de vernieuwing van Nieuwendam-Noord dadelijk rekening moet houden met de schoonheid van de bestaande gebouwen en pleinen, hangt volgens Kees Diepeveen af van het stedenbouwkundig programma van eisen. “De bestaande kwaliteiten van een locatie kunnen wel een inspiratiebron voor de ontwerpers vormen. Maar de welstandseisen worden in dit soort gebieden opnieuw geformuleerd.” Ook bij grootstedelijke vernieuwingsgebieden als de Zuidas of de Zuidelijke IJ-oever, waar de centrale stad de dienst uitmaakt, worden ad hoc schoonheidsregels op maat opgesteld zonder beperkende regels vooraf. Het wordt daardoor lastig om te voorspellen hoe de stad er met de nieuwe welstandsregels over vijf jaar uit zal zien. Sowieso zal het even duren voordat bewoners iets van de nieuwe eisen zullen merken. Een winkel- of huiseigenaar zal niet elk jaar zijn gevel willen veranderen en alleen dan komt de welstandscommissie in actie. Wie ook nog weet dat er in de binnenstad maar drie ambtenaren zijn om de nieuwe reclameregels te handhaven en dat het aanschrijven van ondernemers eindeloze procedures oplevert, beseft dat de nieuwe regels geen garantie zijn op een mooi stadsgezicht.

 

Jaco Boer

 

Thema