Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Eerste verdieping
Verschillende werelden komen samen
Woonservicewijken

dossierDe stadsdelen zijn druk met de zogeheten ‘woonservicewijk’. In de toekomst moeten ouderen of mensen met een beperking (langer) zelfstandig kunnen wonen. Maar dan wel in geschikte woningen en met voldoende voorzieningen in de buurt. Voor dat laatste moet samenwerking op gang komen tussen organisaties uit heel verschillende werelden. Eén ding valt op: de aanwezigheid van klassieke verpleeg- of verzorgingshuizen maakt de start van dergelijke wijken stukken makkelijker.

Alle veertien Amsterdamse stadsdelen werken aan plannen voor de realisatie van woonservicewijken waar ouderen en mensen met een beperking op een goede manier zelfstandig kunnen wonen. Tientallen buurten zijn daarvoor aangewezen. Elk stadsdeel, zo hebben ze toegezegd, probeert binnen een paar jaar in minstens één van zijn buurten daadwerkelijk die betere voorzieningen te realiseren. In Zuidoost is Holendrecht één van de zeven gebieden die door het stadsdeel zijn aangewezen. Het aantal ouderen in Holendrecht bedraagt ongeveer tien procent van de bevolking. Gelijk aan het gemiddelde in Amsterdam. Dat aantal is volgens projectleider Birgit Oelkers weliswaar niet zo hoog, maar de noodzaak te investeren in nieuwe voorzieningen wordt er volgens haar niet minder om. Op termijn zal het aantal ouderen in de stad aanzienlijk stijgen.

Civil Society

Holendrecht bestaat uit twee heel verschillende buurten. De hoogbouw van Holendrecht-West staat tegenover de laagbouw in het oostelijke deel. De buurt zal de komende jaren sterk veranderen. Er zijn plannen voor een nieuw treinstation, de bouw van een brede school en verlaging van de dreef. En belangrijk voor de woonservicewijk, zo zegt Oelkers: er is al een complex met 325 Wibo-woningen. De bewoners van die woningen zijn gemiddeld 81 jaar oud. Dat complex, de Drecht, krijgt straks een belangrijke buurtfunctie. “Het stadsdeel heeft goed gekeken naar de kansen in deze buurt. De vernieuwing van de Drecht kan buurtbewoners heel veel opleveren. Er zijn nu al tal van maatschappelijke voorzieningen aanwezig, maar die zijn vooral gericht op de eigen bewoners. De Drecht is er straks voor de hele buurt. Een andere kans heeft te maken met de komst van een nieuw winkelcentrum. Juist de aanwezigheid van winkels is van belang voor de levendigheid. Ook niet onbelangrijk. Er komt in de toekomst een nieuwe brede school, plannen voor een zogeheten ouder-kind-centrum zijn in de maak en de twee bestaande gezondheidscentra krijgen een nieuwe huisvesting”, aldus Oelkers.

 ‘Meer creativiteit bij woningaanpassingen’
Stadsdelen en woningcorporaties kunnen meer creativiteit aan de dag leggen bij het geschikt maken van woningen voor ouderen of mensen met een beperking. Dat meent de Amsterdamse architect Marloes van Haaren. Zo zijn sommige bovenwoningen in Amsterdam heel geschikt voor de plaatsing van een klein liftje. Dat gebeurt volgens haar niet of nauwelijks, omdat bij inbouw van liften alleen wordt gedacht aan grote exemplaren voor grote rolstoelen of een brancard.
Haar architectenbureau is veelvuldig betrokken bij de renovatie van de vooroorlogse en naoorlogse woningbouw. Zij heeft de afgelopen jaren allerlei onderzoek gedaan naar woningaanpassingen. Maar de door haar aangedragen oplossingen krijgen maar zelden een vervolg, zo moet Van Haaren constateren. “In Oostenburg hebben we ons gebogen over de vraag of woningen op de begane grond uit de jaren zeventig geschikt kunnen worden gemaakt voor ouderen. We hebben veel van dergelijke nieuwbouw in de stad. Deels blijkt dat mogelijk door een woning anders in te delen en een kamer te laten vervallen. In een ander deel lukt dat niet, omdat een trap de bergingslaag overbrugt. Maar er zijn meer mogelijkheden dan je zou verwachten. Ons plan is goed ontvangen, maar door allerlei redenen komt de aanpak daar niet verder.”
Haar bureau deed ook onderzoek naar aanpassing van door architect Van Gool ontworpen monumentale woningcomplexen in de Westelijke Tuinsteden. “We hebben uitgerekend dat in zijn woongebouwen de natte cel kan worden geoptimaliseerd. Ook hebben we voorstellen gedaan voor zorgvuldige wijziging van de balustrades. Dan zegt zo’n corporatie vervolgens ‘dank u wel’ en gaat het onderhoudsbedrijf zelf aan de slag. Maar dan verdwijnt de zorgvuldigheid die wij zo belangrijk vinden. Ook dat is een gemiste kans.”
In de Pijp was Van Haaren betrokken bij de uitwerking van een idee om kleine liftjes in te bouwen. “Sommige vooroorlogse bovenwoningen hebben naast elkaar gelegen trappenhuizen. Verwijder een van de trappenhuizen, plaats daar een liftje en maak een gaatje in de muur voor een doorgang. Een grote lift lukt op zo’n plek niet, maar een klein liftje stelt oude mensen die boven wonen wel in staat om met de rollator naar buiten te gaan. Heel interessant, maar tot uitvoering komt het niet.”
Toepassing van kleine liftjes is soms ook mogelijk in de stadsvernieuwingsbouw uit de jaren zeventig. “Wij hebben in Dordrecht aangetoond dat er tal van mogelijkheden zijn. Een lift kan op tal van manieren worden ingepast: door een kamer te schrappen, een trappenhuis te laten vervallen of de vorming van een galerij met een lift aan de buitenkant. Het kan zo duur worden als men wil, maar er wordt in de praktijk niet heel erg doorgedacht over simpele oplossingen.”
Ze heeft daarvoor een verklaring. “Vaak wordt alleen gedacht aan superoplossingen. Een lift moet altijd geschikt zijn voor een brancard, anders hoeft het voor een opdrachtgever niet. Maar een kleine lift kan voor een bewoner die moeilijk ter been is, al een bijzonder extraatje zijn.”

Zij verwacht dat nog dit jaar de plannen voor de bouw van de nieuwe Drecht gestalte krijgen. Over twee jaar moet de bouw beginnen. “De komst van woonservicewijken kent verschillende fases. Dat zal ook in de andere stadsdelen zo zijn. We kijken niet alleen naar de fysieke structuur. De gebouwen, de openbare ruimte. We besteden ook veel aandacht aan het tot stand brengen van samenwerking tussen verschillende organisaties. Nieuwe vormen van samenwerking tussen corporaties, zorgverleners en welzijnsinstellingen moeten gestalte krijgen.” Verder heeft de civil society haar aandacht. “We willen meer investeren in betrokkenheid van mensen bij hun buurt en bij elkaar. Een mooi voorbeeld: onze welzijnsinstelling is heel kleinschalig begonnen aan het project Goede Buur. Met buren wordt bekeken hoe ze elkaar beter kunnen ondersteunen. Maatschappelijke stages krijgen straks een kans. Samen met scholen willen we stadsdeelbreed jongeren in staat stellen hun stage te doen in de nabijgelegen woonservicewijk. Het is een nieuwe manier om jongeren in contact te brengen met mensen in hun buurt die zorg nodig hebben.”

Borgerbuurt

Stadsdeel Oud-West probeert eerst in de Borgerbuurt succesvol te zijn met nieuwe voorzieningen op gebied van wonen, zorg en welzijn. Deze buurt bestaat voornamelijk uit woningen die in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn gebouwd. De buurt is relatief klein. Maar de norm van tienduizend inwoners moet niet zo absoluut worden gezien, zo verklaart Zeeger Deenik, beleidsmedewerker ouderen en gehandicapten bij het stadsdeel. “Ook bewoners van de overkant van de Kinkerstraat mogen gebruik maken van toekomstige voorzieningen.” De keuze van het stadsdeel voor de Borgerbuurt heeft te maken met de aanwezigheid van allerlei voorzieningen. Woonzorgcentrum De Klinker is er gevestigd. Dat centrum vervult nu al een buurtfunctie. “Zonder een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, waar activiteiten kunnen worden ontwikkeld, waar diensten onderdak kunnen vinden, is het veel moeilijker een woonservicewijk gestalte te geven. Dat horen we ook in andere stadsdelen. Het lag dus erg voor de hand De Klinker aan te wijzen als het hart van de buurt.”

 Wat is een woonservicewijk?
De woonservicewijk is een gebied van ongeveer tienduizend inwoners waarin mensen met een fysieke, verstandelijke of cognitieve beperking zelfstandig kunnen wonen, omdat er voorzieningen zijn op het terrein van wonen, zorg en welzijn. Voorzieningen die zij op maat kunnen afnemen.
Alle stadsdelen hanteren op hoofdlijnen deze definitie. Soms zijn er nuanceringen. Zo benadrukt Oud-West in het implementatieplan voor de woonservicewijk dat het niet alleen gaat om het zelfstandig kunnen wonen. In de geest van de Wet maatschappelijke ondersteuning beoogt de woonservicewijk ook dat mensen onderdeel kunnen zijn van de samenleving. Een andere belangrijke nuancering: zelfstandig kunnen wonen is niet het ultieme doel. Mensen met een beperking die niet meer de behoefte hebben zelfstandig te wonen, dienen in de woonservicewijk een alternatief te kunnen vinden. Niemand hoeft tegen wil en dank in de woning te blijven, mits er een plaats beschikbaar is in een verzorgingshuis.
Ook niet onbelangrijk: een woonservicewijk is geen ‘kneuzenzone’. Dergelijke wijken zijn er voor iedereen, jong en oud, met of zonder beperking. Ten slotte is het van belang dat dergelijke wijken een levendig karakter hebben. Met bijvoorbeeld voldoende winkels.

Niet dat de woningvoorraad in de Borgerbuurt erg meewerkt. Weliswaar zijn er op begane grond voor ouderen interessante woningen aanwezig, maar de vele bovenwoningen zijn doorgaans moeilijk toegankelijk. “Voor ons geldt: het beste is niet voorhanden. Oud-West heeft geen ideale wijken. In de rest van het stadsdeel is het aandeel vooroorlogse woningen nog groter. Die zijn nog veel moeilijker aan te passen. Het zal niet gemakkelijk zijn woningen op grote schaal toegankelijker te maken, maar we hebben wel de intentie op dit onderdeel vooruitgang te boeken. Over mogelijke aanpassingen willen we in gesprek treden met architecten. De Dienst Wonen is ons behulpzaam. Bovendien hebben we in de Borgerbuurt te maken met twee dominante corporaties, de Alliantie Amsterdam en AWV. Zij hebben de bereidheid daarin te investeren. Met hen kunnen we echt goed optrekken,” aldus Saskia Grielen, beleidsmedewerker wonen in Oud-West.

Samenwerking

Net als in andere stadsdelen, gaat in Oud-West veel aandacht uit naar het op gang brengen van samenwerking tussen heel verschillende werelden. Deenik: “We hebben het gevoel dat het zorgaanbod nog wat achterblijft, maar daarover zijn gesprekken gaande tussen verschillende aanbieders en zorgverzekeraar Agis. Op andere terreinen blijken partijen elkaar al heel goed te kunnen vinden. Welzijnsorganisatie Combiwel en de OsiraGroep werken heel goed samen in het Huis van de Buurt. Bij het implementatieplan is een groot aantal partijen betrokken. Het stadsdeel is er vervolgens in de rol van regisseur in geslaagd al die partijen bij elkaar te brengen en samen te laten nadenken over wat een woonservicewijk kan inhouden.” In de Czaar Peterbuurt in stadsdeel Centrum is woonstichting De Key vergevorderd met de realisatie van een woonservicewijk. Op de plek van de al gesloopte ‘Dubbeltjespanden’ wordt wellicht dit jaar begonnen aan de bouw van een monumentaal nieuwbouwcomplex. Zorginstelling Amsta krijgt daar een nieuwe voorziening ter vervanging van het sterk verouderde verpleeghuis Wittenburg aan de Nieuwe Kerkstraat. Op de begane grond komt een dienstencentrum met buurtrestaurant, kantoorfuncties van het verpleeghuis en een zorgsteunpunt. Ook is er plek voor een gezondheidscentrum, een woonzorgloket van het stadsdeel en er zijn ruimtes voor diverse spreekuren. Allemaal voor de buurt. Het hele gebouw blijft eigendom van De Key. Daarnaast worden in het complex 66 woningen speciaal voor 55-plussers gebouwd. De bouwaanvraag ligt ter visie bij het stadsdeel. Als er geen bezwaren komen, dan kan de bouw dit najaar beginnen. Oplevering is voorzien in 2011.

De komst van de woonservicewijk
kent vele fases

Projectleider Gerda van Rossum van woonstichting De Key is enthousiast over de bouwplannen. “Het wordt niet alleen een mooi, monumentaal gebouw. Onze woonservicewijk is straks onderdeel van een levendige buurt. Wij voegen in de plint nieuwe winkels toe. Er komen goede voorzieningen. Onderling wordt heel goed samengewerkt, terwijl het toch om partijen gaat uit heel verschillende werelden. De feitelijke bouw moet nog beginnen, maar in december vorig jaar hebben we tijdens een conferentie met alle betrokken partijen al afspraken gemaakt over wat iedereen wil huren en gaat doen. Dat is toch wel bijzonder. Ook de huisartsenpraktijk is nu al bereid zich vast te leggen op een verhuizing die pas over enige jaren gestalte zal krijgen.” Al was het volgens haar niet gemakkelijk tot overeenstemming te komen over de huurbedragen. “We hebben te maken met ingewikkelde zorgregelgeving. De financiering van de zorg is eveneens ingewikkeld. Op zich zijn de normbedragen voor nieuwbouw in de zorg wel voldoende, maar bij de uiteindelijke berekening ontstaan toch afwijkende bedragen. Dat heeft te maken met verschil in exploitatiepercentages. Daardoor ontstaat een onrendabele investering. We sluiten een contract voor twintig jaar, terwijl sprake is van afschrijving over dertig jaar. Een langer contract is naar onze mening niet realistisch. Het is maar zeer de vraag of de termijn van twintig jaar reëel is. We weten uit het verleden dat zorgvoorzieningen snel verouderen. Daarin schuilt een risico, maar De Key wil dat risico nemen.”

Bert Pots