Ontwikkelaars en woningcorporaties willen alleen in duurzame wijken investeren als daarvoor bij potentiële kopers vooraf voldoende belangstelling bestaat. Plannenmakers doen er daarom goed aan eerst zoveel mogelijk bewoners voor hun idee te winnen. Of het initiatief uiteindelijk een succes wordt, hangt sterk van het doorzettingsvermogen en de bevlogenheid van individuele personen af.
Die conclusie drong zich op na een drukbezocht symposium dat door de bewoners van het GWL-terrein werd georganiseerd ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van hun wijk. Begin jaren negentig bouwden vijf woningcorporaties in nauwe samenwerking met stadsdeel en buurtbewoners zeshonderd milieuvriendelijke koop- en huurwoningen op een groen, autovrij binnenterrein. De wijk liep destijds voorop met zaken als de inzet van een collectieve warmtekrachtkoppeling-centrale (WKK) en hergebruik van regenwater voor toiletspoeling. Het meest bekend werd de wijk echter om zijn lage parkeernorm: slechts één op de drie huishoudens kon zijn auto parkeren aan de rand van de autovrije buurt.
Hoewel sommige milieumaatregelen minder goed hebben uitgepakt dan verwacht, bleken alle betrokkenen nog steeds enthousiast over de wijk. Vooral de grote onderlinge betrokkenheid en de autovrije, kindvriendelijke inrichting van de openbare ruimte worden volgens verschillende onderzoeken door bewoners hoog gewaardeerd. Het onafhankelijke onderzoeksinstituut IVAM heeft onlangs de GWL-wijk nog een keer op haar duurzaamheid doorgemeten. Daaruit bleek dat het gebied op bijna alle onderdelen nog altijd hoger scoort dan vergelijkbare niet-ecologische stadswijken.
Stadsdeelwethouder (en GWL-wijkbewoner) Dirk de Jager vroeg zich op het symposium dan ook af waarom de milieuwijk zo weinig navolging heeft gekregen. “Met alle berichten over klimaatverandering is de tijd er meer dan rijp voor.” Zelf praat hij op dit moment met ontwikkelaars over de bouw van een nieuwe duurzame woonwijk in de Houthavens. [JB]