De gemeente Amsterdam had drie jaar geleden geen verbod op vakantieverhuur mogen invoeren in het Wallengebied en in het zuidelijk deel van de grachtengordel. Daarmee bevestigt de Raad van State in zekere zin een eerdere uitspraak van een lagere rechter. Wethouder Ivens, indertijd wethouder Wonen, had eerst moeten onderzoeken of minder vergaande maatregelen genomen hadden kunnen worden om het beoogde doel te bereiken. Niet is gebleken dat de gemeente dit heeft gedaan.
In 2020 wilde Ivens een verbod invoeren op vakantieverhuur in een deel van de binnenstad. Het idee was daarmee overlast van toeristen tegen te gaan en de leefbaarheid van de binnenstad te vergroten. Amsterdam Gastvrij stapte vervolgens naar de rechter. Die stelde de belangenvereniging in het gelijk: een verbod op basis van de Huisvestingswet was volgens de rechtbank niet mogelijk.
De Raad van State volgt die redenering niet. De Huisvestingswet biedt wel degelijk ruimte voor een verbod, mits daarvoor goede redenen bestaan. Maar dan moet eerst worden onderzocht of zo’n verstrekkende maatregel onontkoombaar is. Volgens de Raad van State blijkt uit niks dat de gemeente zijn juridische huiswerk goed heeft gedaan. Of minder vergaande middelen heeft uitgeprobeerd.
De gemeente bestudeert de uitspraak en bekijkt of het van invloed is op het huidige beleid in de strijd tegen woonfraude en overlast van vakantieverhuur.