De gemeenteraad steunt de ingreep van SP-wethouder Ivens op de woningmarkt. Bij uitbreiding van de stad geldt voortaan als uitgangspunt: 40 procent sociale nieuwbouw, 40 procent betaalbare middenhuur en slechts 20 procent dure huur- en koopwoningen. MVA-voorzitter Sven Heinen had liever een verdeling in gelijke parten gezien. Cody Hochstenbach is juist blij met de keuze van Ivens.
JASven Heinen, voorzitter Amsterdamse makelaars (MVA)
“Ik begrijp heel goed dat het gemeentebestuur heldere keuzes moet maken. Amsterdam heeft een enorme aantrekkingskracht op jongeren, gezinnen, senioren. Zij zoeken allemaal een plek in de stad. Maar de koopwoningmarkt wordt nu het kind van de rekening. Een dure rekening. Tot 2025 worden er misschien nog maar enkele duizenden nieuwe koopwoningen gebouwd, terwijl de markt voor bestaande koopwoningen nu al heel krap is. Dat geringe aanbod zal voor nog veel hogere prijzen zorgen; daarover hoeft geen twijfel te bestaan. Daardoor kunnen nieuwe kopers steeds moeilijker instappen. En is het voor de bestaande inwoners onmogelijk een ander, beter huis te kopen. Dat oude huis van 60 m2 levert een mooie prijs op, maar voor 40 m2 extra moet men Amsterdam uit. Op die manier komt de markt tot stilstand. De gemeente zou er daarom verstandig aan doen het koopaanbod te verruimen. Een verdeling in drie gelijke parten lijkt me dus een betere afspraak. De gemeente moet bovendien beter vooruitdenken. Een paar jaar geleden nog maar kondigde toenmalig wethouder Van Poelgeest een bouwstop af. Nu komen we woningen te kort. Het moet in het beleid van de gemeente ook niet alleen gaan om woningaantallen. Het is minstens zo belangrijk tijdig de infrastructuur te verbeteren. We kennen allemaal het voorbeeld van IJburg: één tramlijn en één hoofduitsluiting. Verbetering van de verkeersontsluiting wordt al jarenlang tegen gewerkt door een kleine buurgemeente. Dat is Nederland op zijn smalst. Waarom worden niet eerder passende maatregelen genomen? Ga het gesprek aan met visionairs om te zien wat de stad op gebied van wonen en infrastructuur nodig heeft.” | NEECody Hochstenbach, stadsgeograaf UvA
“De koopwoning-voorraad in Amsterdam is de afgelopen decennia sterk gegroeid. Tegelijkertijd is de sociale woningvoorraad flink gekrompen. Naar mijn mening hebben we op dit moment echt voldoende koopwoningen. Dat blijkt ook uit de praktijk. Amsterdam is heel succesvol. Er wonen veel hoogopgeleiden. Voor het functioneren van de stad is uitbreiding van het aantal koopwoningen dus geen urgente aangelegenheid. Amsterdam hoeft Almere met 65 procent koopwoningen niet achterna te gaan. Aan de andere kant kennen we een groot tekort aan betaalbare huurwoningen. De wachtlijsten voor een sociale huurwoning worden steeds langer. Woningen in de vrije sector zijn heel duur. Te makkelijk wordt gedacht dat een alleenstaande wel achthonderd of duizend euro in de maand kan betalen. Jonge, zogeheten opwaartse mobiele personen zijn vandaag veertig of vijftig procent van hun inkomen aan wonen kwijt. De keuze van de gemeente voor meer woningen tegen een relatief laag bedrag, kan ik wel volgen. Steden over de hele wereld kennen een relatief grote huursector. De stad is altijd de plek waar veel goedkope woningen nodig zijn. Vergeet ook niet, dat de arbeidsmarkt verandert. Jonge mensen die vandaag aan hun carrière beginnen zijn veel flexibeler dan eerdere generaties. Jongeren hebben geen vaste contracten. Als ze dat al willen, dan kunnen ze dat huis toch niet kopen. ‘Veertig-veertig-twintig’ ligt dan ook meer in de lijn van wat de stad nodig heeft."
|
Tekst: Bert Pots
Lees ook:
Laurens Ivens: "Dit is echt een trendbreuk" (NUL20, 22 juni 2017)