Overslaan en naar de inhoud gaan

Op een dag in Nieuw-West

Hoe is het mogelijk dat woningen in Nieuw-West van nog geen vijftig jaar oud tegen de vlakte gaan? Publicist Bas Kok zoekt een antwoord op die vraag vanuit zijn persoonlijke geschiedenis: de sloop in 2010 van de woning in Slotervaart waar hij is geboren en tot zijn tiende woonde. 
Hij werkt met Google Maps om grip te krijgen op de positionering van de wijk in de stad, doet een rondje Funda, en kijkt rond in naoorlogse buurten elders in Nederland en vooroorlogse modernistische wijken in Duitsland. Ook verdiept hij zich in de Middeleeuwse geschiedenis van dit gebied waar de westelijke grenzen van Amsterdam drastisch werden verlegd. Kok plaatst het stadsdeel in een brede context en al doende identificeert hij zich er steeds meer mee. Ik lees zijn boek als een zoektocht in drie bedrijven: cultuur, crisis en catharsis. 

Cultuur: waardebepaling van het AUP

Stap voor stap bouwt Kok aan een waardebepaling van het Algemeen Uitbreidingsplan voor de Westelijke Tuinsteden. Meeslepend is zijn verslag van een fictieve uitzending van Tussen Kunst en Kitsch waarin het ontwerp uit 1935 op tafel ligt. Na allerlei overwegingen is Koks conclusie: “De Westelijke Tuinsteden zijn het ultieme voorbeeld van een totaalontwerp van De Stijl“. Het is één groot kunstwerk, zeg maar de Nachtwacht van de 20e eeuw, het magnum opus van “bouwkunstenaar” Van Eesteren. De fraaie boekomslag onderstreept zijn conclusie met een inkleuring à la Mondriaan van de plattegrond van het stadsdeel.
Met deze stellingname creëert de auteur gelijk een ultiem argument tegen sloop. Immers, aan een kunstwerk mag je niets veranderen. De renovatie van de Bakemabuurt juicht hij toe, maar alles wat tot sloop kan leiden is taboe: “het benoemen van meer en minder waardevolle blokken staat haaks op de essentie van De Stijl”. Bewoners mee laten beslissen over sloop of renovatie zoals in de Dichtersbuurt wijst hij af, want dat “bevat een risico voor het erfgoed.” 
De wat potsierlijke vergelijking met de Nachtwacht verleidt de auteur tot drieste uitspraken. Maar een wijk is geen schilderij. Naar een schilderij kun je vrijblijvend gaan kijken, of niet. Maar een woonomgeving is dwingend aanwezig in het dagelijks leven van mensen. Wijken en woningen moet je (kunnen) aanpassen aan maatschappelijke, economische en demografische veranderingen. De omgevingspsychologie wijst op de nadelige gezondheidseffecten van strakke gebouwen en lange rechte straten, maar organisatiepsycholoog Kok acht die niet bewezen. Hij gaat ook liever voorbij aan de slechte woontechnische en bouwfysische kwaliteit van veel vroeg-naoorlogse woningen. Gelukkig heeft de gemeente Amsterdam wel een afwegingskader gemaakt tussen fysieke kwaliteit en monumentale waarde: de Ordekaarten.
Maar zelfs als je Van Eesteren heilig verklaart, zoals Kok doet. Volgt daar dan uit dat je niet alleen de stedenbouwkundige opzet, maar ook alle oorspronkelijke modernistische gebouwen moet conserveren? Volgens Kok wel. Maar Van Eesteren heeft die toch niet ontworpen?

Crisis: verloedering en segregatie

De verloedering in het stadsdeel was volgens Kok reden voor gemeente en corporaties om woningen te slopen. Daarachter zit de sociaal-economische segmentering van de stad, waar de gemeente volgens Kok zelf verantwoordelijk voor is: “Een stadsdeel met overwegend sociale huurwoningen en weinig hoogwaardige voorzieningen en kantoren zal verloedering vertonen.” Segregatie is “een ziekte in het afweersysteem” waar je indirect aan overlijdt, meent hij. Maar hij maakt niet duidelijk hoe het komt dat Nieuw-West jarenlang goed functioneerde, geen “wijk van armelui” was, en met de oorspronkelijke woningvoorraad toch een negatieve ontwikkeling doormaakte. 
Met de juiste analyse had de oplossing niet sloop moeten zijn, maar het aantrekken van hogere inkomensgroepen door de verkoop van sociale huurwoningen. Hij noemt dit een “fluwelen transformatie” en meent dat dit één van de ingrediënten was van de redding van de 19e eeuwse wijken. Maar Kok gaat er aan voorbij dat daar de overheid eerst vele honderden miljoenen aan stadsvernieuwingsgelden investeerde. En heeft het succes van de 19e eeuwse wijken wellicht ook iets te maken met de stedenbouwkundige opzet van die wijken? Die is in alles een tegenpool is van het AUP.
Naast sociaal-economische segregatie spreekt hij de gemeente aan op etnische segregatie in Nieuw-West. Daarmee doet hij geen recht aan de ontwikkelingen in Nederland in het laatste kwart van de twintigste eeuw op het vlak van arbeidsmigratie en gezinshereniging, en de opgaven die daarmee samenhingen. Hij neemt bovendien geen verantwoordelijkheid voor zijn beladen verwijt als hij verzucht dat zijn “onderzoeksmogelijkheden en middelen te beperkt waren om de onderste steen boven te krijgen”.

Catharsis: van conservator tot doorpakker

De auteur laat zien hoe Nieuw-West wordt achtergesteld, maar met zijn toon en woordkeus vliegt hij uit de bocht en duwt hij het stadsdeel in een slachtofferrol. Hij spreekt over “betonmoord” en een sloop-nieuwbouwmachine als “een wezen met een eigen wil plus een maag die gevoed moet worden”. 
In de slothoofdstukken tapt Kok opeens uit een ander vaatje. Hoe levendig en stedelijk is Nieuw-West eigenlijk, vraagt hij zich af? Veel buitenruimtes zijn desolaat, het stadsdeel mist een skyline, een stedelijk hart en een gebied met grootstedelijke allure. De ziel ontbreekt, de rationalist Van Eesteren hield zich immers niet bezig met onstoffelijke zaken. Kok vindt de strikte functiescheiding een miskleun en verwijt Van Eesteren dat die niet “bij de eerste symptomen van disfunctioneren van zijn geesteskind” in de pen is geklommen. Kok stapt zelf in de rol van redder en verandert van conservator in doorpakker: “Dan moeten we wel durven veranderen”. Een grootstedelijk stadspark, “intense” toevoeging van bebouwing rond de Sloterplas en aan de Lelylaan, een verticale landbouwstad. Een overvloed aan ideeën en voorstellen, volgens Kok in de geest van De Stijl en Van Eesteren, maar dat lijkt me vooral lipservice – gelukkig maar.

‘Op een dag’ is een geëngageerd boek van een schrijver met een groot hart voor Amsterdam-Noord en een ziel in Nieuw-West. Het is informatief en scherpzinnig, maar daarom extra jammer dat Kok nogal eens uit de bocht vliegt en boude stellingnames niet of slecht onderbouwt. Er zijn betere analyses geschreven over Nieuw-West maar de persoonlijke invalshoek, met de vele familieverhalen die erin verweven zijn, is beslist origineel. Al zal de ene lezer die interessanter vinden dan de andere. Het boeiendst is Kok als hij de controverse opzoekt en de lezer daarin meetrekt.

Joop de Haan

Op een dag in Nieuw-West. Oude en nieuwe dromen van een Amsterdamse tuinstad. Auteur: Bas Kok, Uitgever Olivia Media, 291 pagina's. €22,90.