De verhoging van de overdrachtsbelasting in 2021 heef de interesse van beleggers voor woningen onder de 400.000 euro niet doen afnemen. Dit blijkt uit een analyse van NVM en datadochter Brainbay naar de effectiviteit van de maatregelen om woningbeleggingen te beperken. Alleen bij duurdere woningen namen de activiteiten van beleggers af. In 2021 werd de overdrachtsbelasting voor beleggers verhoogd van 2% naar 8%.
Bij goedkopere woningen nam het marktaandeel van beleggers zelfs toe. In 2021 was 12,3% van de kopers van een woning tussen € 100.000 en € 300.000 een belegger. Dit is 1,5 procentpunten meer dan in 2019 vóór de aankondiging van de maatregel. Ook in de prijsklasse van € 300.000 tot € 400.000 is sprake van een lichte stijging van het marktaandeel van beleggers. Pas vanaf woningen duurder dan € 400.000 neemt het percentage beleggers binnen de kopersgroep af.
“Het profijt van de maatregel is het meest bij doorstromers terechtgekomen. Het doel van het verminderen van de concurrentie van beleggers voor starters, is met deze belastingverhoging dus niet behaald”, zo concludeert makelaar Lana Gerssen, voorzitter van de vakgroep NVM Wonen.
Per 2023 is de overdrachtsbelasting voor beleggers verder verhoogd naar 10,4%. Het specifieke effect hiervan is niet inzichtelijk omdat dit samenvalt met andere maatregelen als opkoopbescherming, regulering van de middenhuur en box 3-aanpassingen. De opkoopbescherming kan, aldus NVM, worden bestempeld als de meest effectieve maatregel om beleggers te weren van de woningmarkt. In de gemeenten waar de maatregel is ingevoerd, is het aandeel beleggers in de kopers ruim afgenomen. Door de verminderde concurrentie gaan op deze locaties zowel meer starters als doorstromers tot aankoop over.