Een kwart van alle Nederlandse woningen is gebouwd tussen 1970 en 1985. Volgens het toen geldende ideaal vaak in wijken met meanderende straten en woonerven, omzoomd door eengezinswoningen met tuin. Je kon er in het TomTom-loze tijdperk behoorlijk verdwalen. De kronkelige stratenpatronen leidden tot de naam ‘bloemkoolwijk’.
Dit type wijk is opgezet als pseudo-dorpse woonomgeving, de stedenbouwkundige reactie op het modernisme. Het ideale menstype dat erbij hoorde was de sociale, spelende mens, die niets liever wil dan met buren in de zitkuil vertoeven. Maar zowel het ideaalbeeld als de woningen zijn verouderd en in bloemkoolwijken steken problemen de kop op. Er komen meer in zichzelf gekeerde soorten bewoners, de mutatiegraad neemt toe, omgangsvormen zijn minder subtiel en veel huizen en straten kunnen een opknapbeurt gebruiken. Vaak ontbreken voorzieningen.
In dit boek wordt zorgvuldig verslag gedaan van onderzoek naar de Nederlandse bloemkoolwijken. Wat zijn de problemen en kansen, welke investeringen zijn nodig en vooral: op welk schaalniveau (wijk, buurt of woonblok)? Belangrijke conclusie: grootschalige vernieuwing is niet nodig, omdat veel bewoners tevreden zijn. Dat neemt niet weg dat een andere benadering wél gewenst is: gerichte, pragmatische en geleidelijke aanpassingen.
‘Bloemkoolwijken’ is geen leesboek maar een gedegen onderzoeksrapport over de toekomstkansen van dit type woonomgeving. Bruikbaar voor bestuurders van gemeenten en corporaties.
De foto’s zijn overigens heel sprekend.
Bloemkoolwijken: analyse en perspectief, Martijn Ubbink en Thijs van der Steeg, SUN Amsterdam, groot formaat paperback, 168 pagina’s, ISBN 9789461051691, €34,50