Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Eerste verdieping
Een verplicht nummer

De wereld van veel huurders wordt op zijn kop gezet, met de beoogde liberalisering van het huurbeleid, met de verkoop van sociale huurwoningen en met de herstructurering. Toch neemt de behoefte om binnen een formeel kader mee te praten over huurzaken alleen maar af. Met name jongeren en allochtonen laten het afweten. Hoe moet het verder met het wettelijk verplichte overleg tussen corporatie en huurder?

Is systeem huurdersvertegenwoordiging toekomstbestendig?

BBSH
Het Besluit Beheer Sociale HuurSector dateert van 9 oktober 1992. In juli 2002 is het voor de laatste maal geactualiseerd. In dit besluit zijn regels voor corporaties vastgelegd. Paragraaf vier heeft betrekking op het betrekken van bewoners bij beleid en beheer. Daarin is onder meer vastgelegd:
- Een procedure voor het indienen en afhandelen van klachten en het functioneren van een klachtencommissie;
- Een verplicht regulier overleg met (vertegenwoordigers van) huurders met een frequentie van minimaal eens per jaar;
- Afspraken die het functioneren van een bewonerscommissie mogelijk maken;
- Een informatieplicht over onderwerpen van beleid en beheer die voor de huurders van wezenlijk belang kunnen zijn; welke dat zijn wordt uitputtend opgesomd.
- Adviesrecht huurders: corporaties dienen (vertegenwoordigers van) huurders op een zodanig tijdstip te informeren dat de zienswijze van bewoners nog van invloed kan zijn op vaststelling of wijziging van het (voorgenomen) beleid.
Overigens is in 1998 de Wet op het overleg huurders/verhuurders van kracht geworden. Deze wet, ook wel aangeduid als de ‘Overlegwet’, verschaft een wettelijke basis voor de inspraakrechten van huurders. De wet geeft huurdersorganisaties adviesrechten en faciliteiten en geldt voor alle sociale verhuurders en particuliere verhuurders die 100 of meer woningen bezitten.
De volledige BBSH-tekst is te downloaden bij www.vrom.nl (sectie wetten en regels); de tekst van de overlegwet is te vinden bij overheid.nl: http://wetten.overheid.nl/

Toos Kloppenburg is een oudgediende in de strijd voor huurdersbelangen. Midden jaren negentig maakte ze de oprichting van de huurderskoepel van de Dageraad mee, en later de fusie van de koepel met de huurdersvertegenwoordigingen van corporaties in het Gooi, Almere en Amersfoort. Dat was toen de Dageraad opging in de Alliantie. Zonder slag of stoot ging het allemaal niet. De oprichting van de koepel ging gepaard met een richtingenstrijd tussen aanhangers van het actiemodel en die van het overlegmodel. De laatsten, onder wie Kloppenburg, wonnen het pleit. De latere fusie van de koepels leidde tot een botsing van culturen. Zo vonden de huurders uit het Gooi het maar raar dat de Amsterdammers zoveel geld voor het overlegorgaan wilden uittrekken. Daar moesten de huurders immers voor opdraaien. Inmiddels is ook deze rimpel gladgestreken, maar wordt een ander probleem steeds nijpender: de representativiteit.
Het probleem speelt bij meer corporaties. Die worden in het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) verplicht tot periodiek overleg met ‘de huurders’, vertegenwoordigd in huurderscommissies en -koepels. In deze overlegorganen zitten voornamelijk oudere, geboren en getogen Nederlanders, die zich vaak al vele jaren hebben ingezet voor huurderszaken. Jongeren en allochtonen voelen zich er niet door aangesproken. “Terwijl ze nu en in de toekomst een belangrijk deel van de doelgroep van corporaties uitmaken”, aldus Kloppenburg. “Het is jammer dat het voor velen niet zo zichtbaar is wat de koepels doen; er wordt in kleine stapjes resultaat geboekt.” Koepels en bewonerscommissies doen inmiddels verwoede pogingen jongeren en allochtonen binnen te halen. Tegelijkertijd tekenen veteranen als Kloppenburg (56) nog weer een jaartje bij, ook als ze eigenlijk liever zouden stoppen. Iemand moet het toch doen.
Peter Kramer, manager Woonruimte van Het Oosten, heeft veel respect voor de jarenlange inzet en de deskundigheid van de huurdersvertegenwoordigers. Maar Het Oosten maakt er geen geheim van dat het nu ook eens met andere bewoners wil praten. Kramer: “Tientallen jaren dezelfde mensen, dat is niet goed. Die termijnen moeten worden beperkt tot twee keer drie of vier jaar. En laat zo’n koepel of zo’n commissie desnoods maar eens helemaal leeglopen. Dan is dat tenminste een duidelijk signaal dat er iets anders moet gebeuren.”
Het standpunt van Het Oosten heeft afgelopen jaren tot wrijving geleid met de huurderskoepel Zicht op Het Oosten, die niets ziet in het verkorten van de termijn. Uiteindelijk is de corporatie zelf experimenten gestart om, in samenwerking met de Woonbond, allochtonen en jongeren te bereiken. Volgens Kramer had de huurderskoepel niet de mankracht om hieraan deel te nemen, net als het Amsterdams Steunpunt Wonen (ASW), dat Zicht op het Oosten adviseert over bewonersparticipatie. Een projectvoorstel van de koepel over bewonersparticipatie werd niet door Het Oosten uitgevoerd.
De ideeën van het ASW verschillen niet eens zoveel van die van Het Oosten en andere partijen. Zo zou het bewonersadvies veel meer ad hoc kunnen worden gegeven en ingewonnen, zegt ASW-adviseur Huub de Boer. “Meer rond thema’s of problemen die spelen in een buurt, of rond nieuwbouw- of vernieuwingsprojecten. Dat kan door middel van tijdelijke panels of een klankbordgroep, maar ook met een internetsite voor de buurt, of het samenbrengen van deskundigen in werkateliers.”
Hij erkent dat de opzet van de huurdersvertegenwoordiging na tien jaar niet helemaal meer voldoet. “Wat niet wil zeggen dat die geen functie meer heeft. Huurders hebben via de koepel een instrument om voor hun belangen op te komen als een verhuurder zijn werk niet goed doet. Dat varieert van een onderhoudsklacht die maar niet weggewerkt wordt, brieven die niet of niet goed beantwoord worden, foute servicekostenafrekeningen, problemen bij de oplevering van een woning en het niet betrekken van de bewoners bij de herinrichting van een tuin of een renovatie. Het zijn soms onderwerpen die veel tijd en uithoudingsvermogen vergen om in overleg met de corporatie tot goede oplossingen te komen. Veel huurders en bewonerscommissies weten de weg naar de koepel te vinden als zij een probleem hebben.”

Het Oosten wil niet op voorhand de buidel trekken en de koepel vrij spel geven

De koepel moet volgens De Boer en Kloppenburg blijven, omdat een corporatie nu eenmaal niet met zestig bewonerscommissies tegelijk kan overleggen. Een zwaar tegenwicht voor de corporaties is volgens hen nodig, juist nu er zoveel speelt in de Amsterdamse volkshuisvesting, met de verkoop van sociale huurwoningen, de herstructurering en de beoogde liberalisering van het huurprijsbeleid. Om de deskundigheid, continuïteit en representativiteit van de koepels op peil te houden moeten de corporaties juist met meer geld over de brug komen, vindt De Boer. “Het verwerven van een bredere basis is tijdrovend en eist meer middelen, om bijvoorbeeld professionele ondersteuning in te schakelen.”
Het Oosten zegt bereid te zijn initiatieven van de koepel te steunen om meer mensen bij huurderszaken te betrekken. Maar het wil niet op voorhand de buidel trekken en de koepel vrij spel geven. Kramer: “Dan wordt het geld geïnvesteerd in professionele ondersteuning voor de koepel en niet in die bewoners. In plaats daarvan zit je met vier of vijf huurdersvertegenwoordigers en een professional te praten over abstracte zaken.”

Vervreemding

Laurens Meerten heeft een duidelijke analyse van het probleem. Nu hij geen voorzitter meer is van de Huurdersvereniging Amsterdam (HA) en zijn werkterrein heeft in de luwte van het Lelystadse, hoeft hij zich wat minder tactisch uit te drukken. Om bewoners meer betrokken te krijgen, moet het huidige systeem van huurdersvertegenwoordiging via corporatiekoepels uiteindelijk op de helling, vindt Meerten.
De huidige betrokkenheid bij huurderszaken steekt schril af bij die van de jaren zeventig en tachtig, beaamt huuractie-veteraan Meerten. Hij zoekt de oorzaak vooral in de gebondenheid van de huurdersvertegenwoordiging aan de corporatie. Bewoners beschouwen de huurderskoepels als een verlengstuk van de corporatie. “Ze hebben het idee dat daarin vooral lastig werk voor de corporaties wordt opgeknapt, dat veel huurderszaken al vastliggen en dat slechts over kleine marges kan worden onderhandeld. Als ze een groter terrein hebben om over te praten, bijvoorbeeld ook vuil en overlast in de buurt, dan zou dat veel meer motiveren.”

Laat zo’n koepel desnoods maar eens helemaal leeglopen

De huurdersvertegenwoordiging moet worden teruggebracht naar de wijken en buurten, net als in de jaren zeventig en tachtig, meent Meerten. Corporaties hebben vaak een heterogeen bezit, dat lastig bijeen is te vegen in een huurderskoepel. Daarbij werkt de schaalvergroting en verzakelijking van corporaties vervreemdend. “Vroeger kon je nog wel eens bij een corporatiedirecteur binnenstappen als huurdersvertegenwoordiger, maar dat is nu anders. In de top zitten nu vooral financiële specialisten, en niet zozeer mensen die zich met bewonerszaken bezighouden. De afstand wordt ook fysiek groter. Zo hoorde ik van een vrouw uit Amsterdam-West dat ze helemaal naar Amersfoort moest voor onderhandelingen met de corporatie. Daar hadden ze geen idee waar ze woonde. Ik zeg niet dat corporaties niet mogen fuseren, maar hier moeten ze een oplossing voor bedenken. Bewonersconsulenten hebben vaak een te beperkt mandaat om grotere zaken te regelen.”
De voormalige HA-voorman wijst erop dat bestaande, op de wijk georiënteerde huurdersorganisaties, zoals die in Oud Zuid, Zuideramstel en Oost/Watergraafsmeer een veel betrokkener achterban hebben. Voortmijmerend over de mogelijke voordelen van een buurtgerichte benadering zegt hij dat deze uiteindelijk zou kunnen leiden tot een ‘CHO’, een collectieve huurovereenkomst. Daarvoor zouden op stedelijk niveau de kaders kunnen worden vastgesteld, terwijl het akkoord op wijkniveau met maatwerk wordt ingevuld.
Naast de organisatie van de huurdersinbreng, is ook de vorm waarin deze nu is gegoten weinig aansprekend voor bewoners, meent Meerten. Met name jongeren lopen niet warm voor het overlegmodel met zijn periodieke vergaderingen en bijbehorende papierwinkel. Ze zien dat er weinig concreet resultaat wordt geboekt, en dat sommige corporaties het overleg afwerken als een wettelijk verplicht nummer.
Met acties gericht op concrete zaken die in de buurt spelen, bereik je niet alleen jongeren maar ook allochtonen beter, stelt Meerten. “Die moet je dan wel vaak vertellen dat je hier je mond mag roeren als je iets gedaan wilt krijgen van de corporatie, stadsdeel of gemeente. Verder zijn migranten het niet gewend dat de overheid ook partij is in huurderszaken, en dat daar allerlei overleg over kan zijn.” Ondanks zijn kritiek benadrukt Meerten overigens dat de koepels via de HA een goede inbreng hebben gehad in het stedelijke overleg over de volkshuisvesting.

Zetje in de rug

Nu bewoners nauwelijks meer in actie komen, heeft Het Oosten besloten ze een zetje in de rug te geven. In samenwerking met de Woonbond is de corporatie drie projecten begonnen om met name allochtonen meer bij hun woon- en leefomgeving te betrekken. Zo praatten bewoners in Nieuwendam-Noord in Amsterdam-Noord mee over de inrichting van de tuinen rondom de woningen en het ontwerp van een brede school. Het was een project met een hoog doe-gehalte, vertelt Gerda van Galen, onderzoekster en adviseur van het Woonbond Kennis- en Adviescentrum. Niet te veel gepraat, maar aan het werk met ontwerpschetsen. De tijdspanne tussen planvorming en uitvoering is betrekkelijk kort, zodat de interesse van de bewoners kan worden vastgehouden. “Het gaat veelal om mensen van wie de huizen worden gesloopt of gerenoveerd. Maar dat kan soms nog tien jaar duren”, vertelt Van Galen. “Als je ze daar nu al over laat meedenken, dan hou je ze niet vast.” Het project rond de brede school in Nieuwendam-Noord is inmiddels afgesloten. De bewoners hebben de ontwerpen gepresenteerd aan Het Oosten, het stadsdeel en andere betrokkenen. Afgesproken is er zeker iets mee te doen. Volgens Van Galen hebben dergelijke initiatieven elders verrassende resultaten opgeleverd. “Zo’n gebouw- of woningontwerp ziet er dan niet doorsnee uit en ook autochtonen zijn er tevreden over.”
Rond het complex de Sparrenhof in de Oosterparkbuurt lanceerden Het Oosten en de Woonbond een participatieproject met tijdelijke panels. Die werkgroepen bogen zich over problemen en ergernissen in de buurt. Van Galen: “Als je goed werft kun je altijd mensen vinden bij wie een bepaald onderwerp aanspreekt.” Groepen bewoners, onder wie relatief veel Surinamers, Marokkanen en Turken, hebben er inmiddels voor gezorgd dat de armetierige binnentuin en de openbare hallen een facelift krijgen en dat er een nieuw ‘sleutelplan’ is, waardoor niet meer Jan en alleman in alle gemeenschappelijke ruimtes kan komen.

jongeren lopen niet warm voor het overlegmodel met zijn periodieke vergaderingen en papierwinkel

In het complex de Geuzentuinen in Geuzenveld wilden Het Oosten en de Woonbond ook een participatieproject opzetten. Zonder vastomlijnd plan zijn ze op allochtone bewoners afgestapt, en brachten zo “een aardig clubje van bijna uitsluitend allochtone vrouwen” bijeen. Die besloten dat een feest een goede manier was om eerst een band te smeden tussen de bewoners van het pas gebouwde complex, onder wie veel geherhuisveste Geuzenvelders. Het vorig jaar juni gehouden feest bevatte veel leerzame elementen voor de bewoners. Zo deden twee allochtone Tweede-Kamerleden voor hoe je in een debat concessies kunt loskrijgen van stads-, stadsdeel- en corporatiebestuurders. Ook kinderen en jongeren hebben er hun zegje gedaan over welke voorzieningen zij het liefst willen hebben in de buurt. Ze zijn sindsdien serieuze overlegpartners voor Het Oosten.
De gesprekken in de Geuzentuinen maakten duidelijk dat inspraak van migranten geen overbodige luxe is. Van buiten is het nieuwbouwcomplex architectonisch goed verzorgd, zegt Van Galen. Maar bij de indeling van de woningen is geen rekening gehouden met de wensen van de allochtone gebruikers. Die willen meestal geen open keuken. Velen van hen hebben na de oplevering zelf een muurtje gebouwd om de keuken dicht te maken. Van Galen: “Met als gevolg dat in sommige woningen de luchtafvoer voor de keuken in de huiskamer zit. Hier is echt een kans gemist. Terwijl ze wisten wie er zouden komen wonen, vooral geherhuisveste bewoners van de Colijnstraat.” Verder blijken de lage muurtjes die om de tuintjes zijn gebouwd ideaal straatmeubilair voor hangjongeren, die bovendien hun rommel kwijt kunnen op die leuk ogende, laaghangende balkonnetjes. Het Oosten en de architect hebben inmiddels werk gemaakt van de klachten. De betreffende bewoners hebben volgens Van Galen de ervaring dat participatie werkt.

Johan van der Tol

NUL20, nr 12, januari 2004 was grotendeels gewijd aan bewonersparticipatie. Deze artikelen zijn nog raad te plegen op deze website: de rubriek Archief, nummer 12.