Overslaan en naar de inhoud gaan
Column Ruud Fiere
Schreeuw om aandacht

De schreeuw om een woning in Amsterdam klonk onlangs letterlijk. Dat was in de Stopera bij de bijeenkomst tussen een afvaardiging van dak- en thuisloze mensen in de stad met raadsleden tijdens het zogenaamde Kapstokoverleg.

De opinie van
Image
Ruud Fiere (foto Xander Remkes)

Het Kapstokoverleg moet mensen de gelegenheid geven om geïnteresseerde Amsterdamse raadsleden – ze waren er echt niet allemaal – direct te informeren over hun situatie op straat en over hun zoektocht naar een onderkomen. Een van de aanwezigen zette luid zijn stem op om zijn ongenoegen te delen over een stad die hem al jarenlang in de steek laat. Hij was beslist niet de enige bij wie de emoties hoog opliepen. Een jonge vrouw met kleine kinderen, waarvan een met een beperking, deelde haar ervaringen van maandenlang leven op straat. Niemand hield het droog. 

Dat de raadsleden direct werden aangesproken was dan ook terecht. De gedeelde verhalen waren huiveringwekkende voorbeelden van gebrek aan daadkracht, creativiteit en gevoelde noodzaak. Als we in deze stad over een enorm aantal hotelbedden beschikken kan het toch niet zo zijn dat een moeder met twee kleine kinderen in een auto moet overnachten? Maar die hotel-oplossing zou volgens de instanties een juridisch precedent scheppen voor talloze andere gevallen. Dus moeder en kinderen werden door hen niet geholpen. 

De Straatalliantie begeleidde hen uiteindelijk met een tijdelijk onderkomen. Deze belangenorganisatie telde deze zomer 32 dakloze ouders met 54 kinderen; volgens de gemeente waren er in juni 193 gezinnen in de noodopvang. De wanhoop van 14.000 geregistreerde dak- en thuislozen is de ijzige bovenkant van de berg huiszoekenden in Amsterdam. De emoties zijn natuurlijk voorstelbaar, maar is de gevoelde onmacht terecht? Er liggen beleidsplannen en spelregels aan ten grondslag en belangrijker: gedrag van mensen die iets zouden kunnen veranderen.

De Straatalliantie telde deze zomer 32 dakloze ouders met 54 kinderen

Een voorbeeld dat mij ter ore kwam gaat over een huurhuis bij een woningcorporatie dat vrijkomt door het overlijden van de bewoner. De nabestaanden krijgen opdracht de woning voor een bepaalde datum leeg te halen om hem zo snel als mogelijk voor iemand beschikbaar te maken. Een andere afdeling van de corporatie zegt echter dat de woning verkocht zal worden. Resultaat is dat de woning nu al vier maanden leegstaat. Waarom staat deze niet in een register voor tijdelijke bewoning zolang de status van het pand onzeker is? 

In Noord werd actie gehouden tegen schimmelwoningen. De corporatiedirecteur zegde toe in actie te komen. Nu zijn we ook daar maanden verder en wachten de bewoners nog vertwijfeld af. Gezinnen met kinderen zitten al jarenlang in ongezonde omstandigheden, de status quo blijft gehandhaafd. Je moet tenslotte al blij zijn als er tenminste sprake van een dak is?

Als juridische voorwaarden van organisaties boven rechten van kinderen worden gesteld, hoeveel erger kan het dan nog worden? Of trekken we een streep op het moment dat de meest kwetsbaren in het geding zijn?

Ruud Fiere is antropoloog en community builder bij Cliëntenbelang met speciale aandacht voor wonen. Als één van de vier columnisten van NUL20 gaat hij iedere twee maanden in op een aspect van de volkshuisvesting vanuit het perspectief van de bewoner. Het kwartet vaste columnisten van NUL20 bestaat naast Ruud Fiere uit Mirthe Biemans, Kasper Baggerman en Léon Bobbe.