Woningcorporaties hebben dit jaar de huur van 155.000 huishoudens verlaagd. Dat blijkt uit een overzicht dat demissionair minister Kasja Ollongren naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Woningcorporaties voldoen met die huuraanpassing aan de nieuwe wet Eenmalige huurverlaging. Die wet is bedoeld corporatiehuurders te ondersteunen die in verhouding tot hun inkomen veel huur betalen.
De eenmalige huurverlaging past binnen een breder pakket aan betaalbaarheidsmaatregelen. Eerder beperkte de minister al de maximale huursomstijging (de gemiddelde huurverhoging) van woningcorporaties tot inflatievolgend en in 2021 werden de huren in het gereguleerde segment bevroren. In de vrije sector is de huurstijging gemaximeerd op inflatie + 1 procentpunt en de wet Tijdelijke Huurkorting nam belemmeringen weg om huurkorting toe te passen bij huurders die een inkomensdaling hebben doorgemaakt.
In aanmerking voor de eenmalige huurverlaging komen eenpersoonshuishoudens met een inkomen van maximaal 23.725 euro en meerpersoonshuishoudens tot ongeveer 32.000 euro. Voor deze huishoudens werd de huur verlaagd naar ongeveer 633 euro per jaar, of 679 euro voor huishoudens van meer dan drie personen. Uiteindelijk is voor de 155.000 huishoudens de huur verlaagd met gemiddeld 40 euro per maand. Uitgangspunt is het inkomen in 2019. Indien er sprake is van een inkomensdaling na 2019, dan kan de huurder zelf alsnog huurverlaging bij de woningcorporatie. De minister schat in dat dit ongeveer 5.000 keer is gehonoreerd.