In de stroom boeken en artikelen over het functioneren van woningcorporaties valt ‘Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties’ op door degelijkheid en overzicht. Dat het volkshuisvestingsbestel voor vernieuwing in aanmerking komt, is ook voor Fleurke c.s. onomstreden. De vraag is vervolgens welke wegen openstaan voor corporaties en welke rol de diverse overheden zouden kunnen spelen. Daar horen een voorgeschiedenis en vergelijkingen met andere landen en sectoren bij.
Het is niet langer vanzelfsprekend dat sociale verhuur gekoppeld wordt aan woningcorporaties in hun huidige bestaansvorm. De verkennende studie, overigens niet geheel vrij van academisch en adviesjargon, komt tot vier mogelijke ontwikkelingsrichtingen: versmalling, consolidatie van het bestel, afscheid van de overheid en verbreding. Ieder weer onderverdeeld in twee varianten.
Versmalling hangt samen met de bijzondere positie die Nederland in Europees verband inneemt. De keus kortom voor een smal vangnet waarbij de overheid de doelgroep bepaalt. Hierbij speelt ook de lokale verankering een rol, dus nauwe samenwerking met de gemeente.
Consolidatie is mogelijk als het externe toezicht beter wordt geregeld en doelgroepen nauwer omschreven zijn. Meer commerciële investeringen zijn toegestaan, maar mogen de activiteiten in de sociale sector niet in gevaar brengen. Verder zien de auteurs graag meer dynamiek en concurrentie, maar de vraag is natuurlijk welke nieuwe toetreders in zo’n open volkshuisvestingsbestel kansen zouden zien.
De derde weg houdt opheffing van het BBSH in en dus marktwerking in de sociale huursector. Een tweede variant (de maatschappelijke onderneming) is mogelijk door eisen voor de gemeenschap vast te leggen in het Burgerlijk Wetboek.
Tenslotte brengt verbreding een transformatie van corporaties tot ‘gemengde woonbedrijven’ tot stand, waarin plaats is voor winstmaximalisatie naast niet winstgevende activiteiten. Rechtsvorm en overheidsbemoeienis worden uit elkaar getrokken.
De tweede variant is hier de sociale onderneming. Corporatievermogens worden ook ingezet op andere terreinen, zoals de gezondheidszorg.
Vervolgens worden de kansen, dynamiek, stabiliteit en legitimiteit van de acht modellen beschreven. Een belangrijke vraag hierbij is natuurlijk wie beslist over het inzetten van de vermogens van organisaties zonder aandeelhouders. Als corporaties bijvoorbeeld uittreden uit het bestel of als het bestel wordt opgeheven, moet het vertrouwen in de visie en integriteit van een kleine groep bestuurders wel heel groot kunnen zijn. Toetsing door een raad van toezicht is in het recente verleden in een aantal gevallen niet afdoende gebleken. Dan moet worden gevreesd dat het met de legitimiteit snel gedaan zal zijn.
Ontwikkelingspaden voor woningcorporaties, prof. dr. Fred Fleurke c.s., een uitgave van RIGO Research en Advies BV, Amsterdam, paperback, 207 pagina’s, ISBN 978-90-75900-05-7, 19,50 euro. Te bestellen via www.rigo.nl of www.sev.nl