Digitale apparaten en systemen veranderen de manier waarop we leven, en dus ook hoe we als bewoners een stedelijke samenleving creëren. Gaat het die kant op – van een verzameling anonieme technologieën die het verkeer of energieverbruik reguleren, of de toegang tot bepaalde gebouwen: de smart city? Of blijft er ruimte voor een social city? En is daar eigenlijk wel een tegenstelling tussen?
Mediadeskundige Martijn de Waal schreef er een geëngageerd en erudiet boek over. Hij toont zich voorstander van een ‘republikeinse’ stad, waarin individuele vrijheid bestaat naast betrokkenheid bij de publieke zaak (res publica). Het idee dat ‘de’ stad dankzij onze digitale apparaten vooral een uitbreiding (‘knip en plak je eigen stad’) van ons eigen huis en particuliere leven wordt, spreekt hem minder aan. De stad moet ontmoetingen met vreemden mogelijk blijven maken. Eigenlijk, zegt hij, is de fysieke stad vanouds al een soort interface, zoals Windows, of TomTom. Maar hoe de nieuwe media (van smart phones to twitter) die functie gaan veranderen valt nog te bezien.
De Waal onderzoekt mogelijke scenario’s in een zestal testcases, die hij zelf filosofische provocaties noemt. Je moet inderdaad soms een zin nog eens overlezen. Dat maakt ‘De stad als interface’ vooral interessant voor mensen die het de moeite waard vinden om mee of ‘tegen’ te denken, in plaats van zich te laten entertainen.
De stad als interface, hoe nieuwe media de stad veranderen, Martijn de Waal, nai010 uitgevers Rotterdam, paperback, 224 pagina’s, ISBN 9789462080492, €22,50. Tiende deel in de serie Reflect.