Voor wie zich wil inlezen in de visies van belangrijke stedenbouwers en internationale denkers over de stad is 'De toekomst van de stad' van Zef Hemel een fijne inleiding. Op een zeer toegankelijke manier krijgt de lezer een overzicht van stedelijke theorieën van planologen, sociologen en historici, plannen en werken van stedenbouwers/architecten en beleidsmaatregelen door de jaren heen voorgeschoteld. Van Patrick Geddes tot Jane Jacobs, van Edward Glaeser tot Doug Sanders, van Haussmann tot Van Eesteren.
Dat alleen al maakt het boek van Zef Hemel, die sinds 2012 de Wibautleerstoel aan de UvA bekleedt, zeer de moeite waard. De belezenheid en brede internationale oriëntatie van Hemel is indrukwekkend.
Maar wat bij vlagen behoorlijk irriteert, is het gebrek aan nuancering en vooral het wel heel selectief winkelen in de feiten. Niet dat Hemel zijn bedoelingen verhult. Al op de omslag staat het: ‘Een pleidooi voor een metropool’. En de titel van de inleiding is: ‘Grootstedelijkheid is goed’. Zijn frustratie is dat Nederland "hopeloos achterop is geraakt als het gaat om het bieden van grootstedelijkheid". Hij wilde een boek schrijven dat stelling neemt en "de boel eens flink opschudt".
Dat is gelukt. Het boek gaat over de geschiedenis van de stad, over manieren waarop steden zijn tegengewerkt, en waarom het onvermijdelijk is dat een flink deel van de wereldbevolking op termijn in metropolen woont. Hemel ziet daar alleen maar de voordelen van in: "Een metropool is een wereldwonder en, net als de natuur, uit de aarde gegroeid. De grootste zijn het duurzaamst: wegen, infrastructuur en voorzieningen worden er het meest efficiënt benut; hun ecologische voetafdruk is per inwoner gemeten veruit de kleinste."
Hemel betoogt dat de hele naoorlogse ruimtelijke ordening in Europa en de Sovjet-Unie een grote vergissing is geweest. Staten zijn er ten koste van grote investeringen op uit geweest de inwoners onder te brengen op het platteland, overloopgebieden of tuinsteden.
Hemel legt een directe relatie tussen economische groei en grootstedelijkheid. Hoe groter de stad, hoe beter voor de economie is zijn simpele redenering. Maar waarom dan juist landen in Noord-Europa - waar megasteden volledig ontbreken - na de oorlog tot de meest welvarende uitgroeiden blijft daarmee onverklaard. En ook in het grootste innovatiecentrum ter wereld - Silicon Valley - ontbreekt de megastad.
Hemel bestaat het te schrijven: “Mondiale vraagstukken als armoedebestrijding, klimaatverandering, uitputting van fossiele brandstoffen zullen zeker door de zeer talrijke inwoners van megasteden worden opgelost. Zo zijn steden, zeker de hele grote.”
Daar tegenover staan interessante inzichten. Bijvoorbeeld in het spreidingsbeleid van de Nederlandse regering. Volgens Hemels was dat primair verdeel- en heerspolitiek om de macht van steden te beteugelen. Dat was al lang voor de oorlog begonnen, toen Amsterdam na de periode Berlage een kopje kleiner moest worden gemaakt. Met de hoofdstad ging het mis nadat het Rijk een centrale inkomstenbelasting invoerde in 1929 en de stad daarmee financieel kortwiekte.
Het laatste hoofdstuk is het zwakste: ‘De stad als brein’. Hemel betoogt daarin dat de oplossing voor "voortdurend falend lokaal bestuur" ligt in vormen van zelforganisatie en het overboord zetten van planning. Maar hoe je daarmee behalve het benutten van denkkracht en initiatieven van burgers ook alle onvermijdelijke belangentegenstellingen tussen burgers, organisaties en bedrijven kunt beslechten, blijft volkomen onduidelijk. Mede daarom is de overheid uitgevonden. Ondanks deze bezwaren: een aanrader!
De toekomst van de stad - een pleidooi voor een metropool. Zef Hemel. Uitgever AUP. ISBN 978 94 6298 246 8. Prijs €19,95