Maar ja, hoe kom je daar als student? Voor Amsterdamse studenten die graag het huis uit willen, bieden woningbouwverenigingen als De Key nauwelijks uitkomst. De wachtlijsten zijn even lang als die in de zorg en daarnaast krijgen provincialen voorrang. Wil je niet ergens bij een duur hok in Osdorp terechtkomen, dan zul je tot aan het irritante toe je vrienden en kennissen moeten vragen of zij misschien iets weten. Dat deed ik en ik had geluk.
Op een avond in februari ontmoette ik in Paradiso een kunstenaar die twee kamers over had, met uitzicht op het IJ en de treinen. Diezelfde vrijdag ging ik met een vriendin kijken en dronken we champagne op onze vangst. We zouden samen de vierde etage van een grachtenpand gaan bewonen, vlakbij de hippe Haarlemmerstraat, de Movies en het station! Eindelijk bevrijd van ouders! Maar vooral van de bouwput die Oud Zuid door de aanleg van een metro nu eenmaal geworden is, en waar wij allebei oorspronkelijk vandaan komen. Nog steeds voel ik me treurig worden als ik met de fiets aan de hand langs de hijskranen in de Ferdinand Bolstraat loop.
Al gauw merkte ik dat men bij een hoekhuis gemakkelijk naar binnen kan kijken. In de woonkamer voel ik de blikken van de treinpassagiers nieuwsgierig over de meubels glijden. Toen ik aan het eind van de winter de kamer voor het eerst bekeek, had ik er geen rekening mee gehouden dat de takken voor het raam mij de hele zomer het uitzicht zouden benemen met hun lichtgroene bladeren. Dus in mijn eigen kamer zie ik de trein aan de linkerkant in de boom verdwijnen en aan de rechterkant weer tevoorschijn komen. Mijn bed trilt als er eentje op het dichtstbijzijnde spoor voorbij trekt. Met het geluid van de auto’s die de hele nacht over de brug scheuren, krijg je soms het gevoel dat je in een Formule-1 hotel overnacht.
“En nu juist een jaar lang prijkt deze hoek van de Korte Prinsengracht met zijn drie verschillende gevels weer in zijn oude luister als een voorbeeld van een geslaagde restauratie,” schreef Dr. L. Jansen die bij het gemeentearchief werkte in de jaren ’50. Nog voor die tijd, toen Breitner met zijn fototoestel door de Haarlemmerbuurt struinde, zaten in de kelder van dit pand een kruidenierszaakje en een wasdrogerij.
Laatst gaven we een feest in dezelfde ruimte. De muziek was tot aan het eind van de Droogbak te horen. De eigenaar van het pand noemt de feestjes altijd ‘Geile Bocht Partijen’, de naam ontleend aan de tippelende heroinehoertjes voor de deur. Op sommige tijdstippen staat er haast een file van wachtende auto’s om een meisje op te pikken. De meeste bestuurders rijden rondjes en maken een U-bocht, de Haarlemmer Houttuinen op. Mijn huisbaas schenkt de dames van onder de brug wel eens koffie, maar ze mogen nooit binnenkomen en moeten op de stoep wachten. Ze worden met spionnetjes in en rond het huis nauwlettend in de gaten gehouden. De souteneur rijdt ’s avonds in een rood invalidewagentje achter het gezelschap aan en deelt om het half uur een bolletje uit. Hij krijgt geen koffie. Vorige week hoorde ik hem van onder de brug naar een klant roepen: ‘Maak me geen Haarlemmerdijkies hè?’ Later vond ik in een Bargoens woordenboek dat die uitdrukking zoiets betekende als ‘geen rotzooi trappen hè...?’
Zou die man trouwens wel echt invalide zijn? Rijdt hij niet alleen in dat karretje omdat hij het overal gratis kwijt kan? Het parkeergeld bij mij voor de deur is namelijk torenhoog. Voor een uurtje betaal je vier euro.
Af en toe heb ik heimwee naar m’n oude straat in de Pijp. Eten bij Hotel Mama is een mooie reden om terug te gaan. Of daar de vuile was brengen. Die buurt heb ik nog lang niet losgelaten...
Domweg gelukkig
<span>... in de Haarlemmer Houttuinen.