Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
KennisNetwerk buigt zich over sociale pijler
‘Gluren bij de buren’
“…niet alleen successen…leren van fouten…” Dagvoorzitter Peter Lankhorst is maar net verstaanbaar. Als de lawaaiige airco uit gaat kan de bijeenkomst van het KennisNetwerk echt beginnen. Daar zitten we dan. Enige tientallen vertegenwoordigers van corporaties, stadsdelen, bewonersorganisaties en anderen. Klaar voor de vraag: “Hoe realiseren we in samenwerking tussen overheid, maatschappelijk middenveld en bewoners een succesvolle aanpak van gebiedsvernieuwing op het sociale terrein?”
Wat is het KennisNetwerk?

De stichting KennisNetwerk zorgt sinds 2001 voor verspreiding van informatie, kennis en kunde van partijen en personen die zich inzetten voor de wijkontwikkeling in de stad. Het netwerk wil functioneren als vliegwiel voor de wijkontwikkeling en met name de sociale pijler daarvan. Thema’s zijn onder meer de multiculturele wijk, leefbaarheid, buurtbeheer en samenwerken in de wijk.
Leden heten ‘aandeelhouders’ (dit is bedacht voordat de beurs instortte). Bewonersorganisaties, ambtenaren van stadsdelen en diensten, projectleiders, directeuren, adviseurs, instanties, welzijnsinstellingen, woningcorporaties en andere organisaties (zoals het Amsterdams Steunpunt Wonen) buigen zich over kwesties als: “Hoe samen te leven met verschillende achtergronden en oriëntaties?” of “Hoe betrek je (allochtone) bewoners bij initiatieven rond buurtbeheer?”.
Het KennisNetwerk doet dit met rondetafelgesprekken met specialisten, consultatiecirkels voor functionarissen, een databank, een website en workshops voor starters.
Meer info:
www.kennisnetwerk-amsterdam.nl

Plenair – We zijn op locatie, in het Moeder Kind Centrum. Een geslaagd voorbeeld van vernieuwing in een buurt die het moeilijk heeft. Het zaaltje is benauwd. De rolluiken zijn naar beneden, de ramen gesloten. Het is merkbaar dat de aerobic-les van kort daarvoor populair is. Er blijven ondertussen mensen binnendruppelen. De bijeenkomst, aangekondigd als ‘expertmeeting’, is overtekend.
“Kijk eens buiten je wijk, je eigen organisatie”, gaat Lankhorst verder. “Maar blijf binnen Amsterdam. Je hoeft niet op werkbezoek naar Rotterdam, je vindt dezelfde voorbeelden ook in Noord. Het is een beetje gluren bij de buren. En laten we elkaar geen mooie praatjes verkopen, maar kennis halen en brengen.”
De videobeamer flitst aan. Tijd voor een PowerPointpresentatie. Een inleiding en drie praktijkvoorbeelden uit Amsterdam. Zo weet Erika Kuyters, projectmanager sociale pijler voor Bos en Lommer, met wat cijfers over de Kolenkitbuurt voor een pijnlijke stilte te zorgen. De problemen (werkloosheid, taalachterstand, verloedering) zijn zo groot dat de verleiding om alles te slopen en opnieuw te beginnen groot was. Toch is gekozen voor vernieuwing. Maar hoe verenig je al die doelen van de sociale, economische en fysieke pijler van de stedelijke vernieuwing? En hoe betrek je bewoners bij een proces dat tien, misschien wel vijftien jaar duurt? Je komt steeds andere groepen tegen, maar degenen die er straks komen te wonen meestal niet. Die problemen kent Stefan Steinmetz, projectleider De Banne (Noord), niet. In Bos en Lommer mogen dan geen bewonersorganisaties zijn, in Noord struikel je erover.
De eerste deelnemers - we zijn nu een uur verder - zakken onderuit. Dat ligt niet aan de verhalen, mogelijk wel aan de stoelen. De beperkt aanwezige zuurstof moet worden gedeeld met 49 anderen. Steinmetz komt onverstoorbaar met praktische tips. Zoals: “Maak geen onderscheid tussen huidige en latere bewoners. Het gaat om bewonersperspectief sec.”
De derde spreker stelt vast dat het allemaal verdomd ingewikkeld is. Uiteindelijk besloot men in het stadsdeelkantoor van De Baarsjes om dan maar met bewoners in de Chassébuurt te gaan praten. Het woord ‘balkongesprek’ valt. Dat bleek nog niet eenvoudig. Ondertussen blijven de deelnemers – los van een enkele interruptie: “Wat kwam er concreet uit?” – gelaten luisteren.
De inleidingen staan ook op papier.
Bevragen, insteken, doorcommuniceren
Pauze - Lankhorst had al gewaarschuwd. Het centrum – ‘de trots van de Kolenkitbuurt’ - is bedoeld voor moeders en kinderen. Niet voor vaders. Het resultaat is dat er in het centrum geen herentoilet is. Een invalidentoilet blijkt in gebruik als fietsenstalling.
Groepsgesprekken – Wat plenair niet lukt, gebeurt in kleine kring vanzelf. Kennismaking, uitwisseling, confrontatie. Sommige vragen en opmerkingen kunnen niettemin zorgen voor een schon da gewesen-gevoel: Hoe betrek je allochtonen bij een project? Antwoord: Via de moskee. Volgende vraag: Maar hoe bereik je vrouwen? Nu wordt het ingewikkeld. Er zijn nog geen pasklare antwoorden. In de Chassébuurt gebruiken ze er bijvoorbeeld de ‘spelinloop’ voor. Een wekelijkse ‘laagdrempelige inloop’ voor vrouwen. Daarnaast blijken er ‘ouderkamers’ te bestaan bij ‘voorscholen’. De plek waar we zitten is een ander voorbeeld.
Participatie, zo merkt een ander op, is vaak geïnstitutionaliseerd. Er is geen geld om dingen op korte termijn voor elkaar te krijgen. Het gesprek komt nu goed los. Er wordt bevraagd en ingestoken, doorgecommuniceerd als het nodig is. Een wat oudere deelnemer merkt op dat in de praktijk veel óver bewoners wordt besloten. Er valt een stilte.
Niet veel later gaan de stekels overeind als een vertegenwoordiger van een stadsdeel een vertegenwoordiger van een corporatie de maat neemt. “Waarom investeren jullie niet in sociale projecten? Een buurt bestaat toch niet alleen uit huizen? Jullie hebben er toch baat bij?”

Halen en brengen

Enige tijd later – Ton Bouwman, van huis uit cultureel antropoloog, is organisatie-adviseur. Het bureau Matrix Partners is de organisatorische motor achter het KennisNetwerk. Er is weliswaar een stichtingsbestuur, maar de ‘aandeelhouders’ (leden) bepalen de gang van zaken. Matrix faciliteert, en beschouwt ‘interorganisationele samenwerking’ als haar kerncompetentie. Bouwman krijgt het er zonder haperen uit. Maar is het zo dat in Amsterdam het wiel op vele plaatsen wordt uitgevonden, dat instellingen en organisaties hun blikveld bij voorkeur vernauwen tot de eigen opdracht? “Er zijn inderdaad stadsdelen die zichzelf als state of the art beschouwen”, zegt hij. “Niet iedereen is overtuigd van de noodzaak om kennis en kunde te delen. Er zijn instellingen die veel energie steken in het eigen functioneren. Frictie-energie noemen we dat hier.” Tot meer scepsis is hij niet te verleiden. “Dit is heel leuk om te doen! Je bent bezig formules te verzinnen om de beste overdracht te krijgen.”
Precies. Is zo’n serie presentaties de beste vorm?
“Er waren teveel mensen. Zo krijg je veel input, maar weinig verwerking. Een expertmeeting moet meer zijn dan alleen maar informeren. Maar elkaar ontmoeten heeft wel degelijk een spin off.”
Tijdens het groepsgesprek kwam een interessante tegenstelling aan het licht tussen een corporatie en een stadsdeel. Wat doe je daarmee?
“Daar heb ik inderdaad over nagedacht. Je ziet dat er verschillende verwachtingen bestaan over de rol die partijen spelen bij de stedelijke vernieuwing. Men bleek een beetje teleurgesteld in elkaar. Hier kunnen we een rollenspel over organiseren, op basis van cases. Ik ken een voorbeeld van een corporatie die de samenwerking met bewoners en het stadsdeel de mist in zag gaan. Voor ze het wisten zat iedereen in de loopgraven.”
Bouwman schetst moeiteloos een arena met leden van het KennisNetwerk. Interventies van de mensen die het beleid uitvoeren zorgen voor onvoorspelbaarheid en vaart. Of je brengt als variabele in dat de economie terugloopt. Wat doe je dan met je financiële planning?
Het is nog maar een deel van zijn taak. Uit een inforonde bleek dat de aandeelhouders nog wel meer thema’s willen aanpakken. De multiculturele wijk is er een van. Maar ook het functioneren van het netwerk zelf komt aan de orde. Het aandeel moet renderen. Dat roept meteen de vraag op naar de verspreiding van kennis in de ‘eigen’ organisatie, bijvoorbeeld na zo’n expertmeeting.
“Soms is het nog erg persoonsgebonden”, beaamt Bouwman. “Maar elders zet men een verslag op het eigen intranet. Bij het Project Management Buro wordt wekelijks over de actualiteit gesproken, met alle medewerkers. Zo krijg je nieuwe inzichten in kwesties. Met andere woorden: link je kenniskringen, dan krijg je een ideaal disseminatiemodel.”
Overigens, alle deelnemers krijgen achteraf een mooi en informatief rapport over de bijeenkomst.

Bas Donker van Heel