Al meer dan vijftig partijen in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) ondertekenden de afspraken over klimaatbestendige nieuwbouw. Zij beloven om zich te houden aan concrete normen voor de aanpak van toenemende droogte, wateroverlast en hittestress. Wat betekent dit voor nieuwbouwprojecten en welk prijskaartje hangt daaraan?
Ondergelopen straten door zomerse stortbuien, verdorde plantsoenen en sproeiverboden, meer sterfgevallen tijdens hittegolven. De Amsterdamse regio krijgt de komende jaren steeds meer last van de gevolgen van klimaatverandering. Naast maatregelen om de opwarming van de aarde te verminderen nemen steeds meer bestuurders ook besluiten om steden en dorpen klimaatrobuuster te maken. Zo is er in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) sinds 2018 het programma MRA Klimaatbestendig met een jaarlijks actieplan voor klimaatbestendige gebiedsontwikkeling en het beschermen van vitale en kwetsbare infrastructuur.
Joram de Ruijter is vanuit de gemeente Haarlem sinds 2017 als programmamanager betrokken bij het MRA-programma rond klimaatadaptatie. Hij kent de ambities van de regio en het programma en werd in het voorjaar van 2020 gevraagd om met andere partijen toe te werken naar een breed gedragen intentieovereenkomst voor de aanpak van de belangrijkste klimaatproblemen. Afgelopen jaar werd op die manier een basisveiligheidsniveau gedefinieerd met concrete normen voor de thema’s droogte, wateroverlast en hittestress. Inmiddels hebben meer dan 50 partijen hun handtekening onder de overeenkomst gezet en committeren zich daarmee aan de afspraken over klimaatbestendige nieuwbouw. “We hebben daarmee regiobreed een gelijk speelveld gecreëerd, al behouden partijen het recht om hun eigen normen te hanteren. Sommige gemeenten of marktpartijen zijn op bepaalde terreinen nu eenmaal verder dan het basisveiligheidsniveau.”
Heldere doelen
Hoe zien die normen voor de drie klimaatthema’s er in de praktijk uit? Voor droogte zijn de meeste afspraken vrij algemeen geformuleerd, wat niet wil zeggen dat ze daardoor vrijblijvend zijn. Zo worden de lokale grondwaterstand en zoetwatervoorraad in droge perioden sturend voor de inrichting van een nieuwbouwgebied. Bij een uitbreidingslocatie moet er net zoveel water in de bodem kunnen zakken als vroeger (infiltratieneutraal) terwijl op herontwikkelingslocaties de infiltratiecapaciteit aanzienlijk moet toenemen. Verbetering van de waterkwaliteit, drinkwaterbesparing en het benutten van regenwater zijn andere uitgangspunten van het basisveiligheidsniveau.
Voor het tegengaan van hittestress zijn de normen concreter. Zo moet op zomerse dagen tenminste 40 procent van de verblijfsplekken in een nieuwbouwbouwwijk schaduwrijk zijn en niet meer dan 300 meter van een woning af liggen. Ook wordt aangeraden om zeker 40 procent van alle horizontale en verticale oppervlakten warmtewerend of verkoelend in te richten. Bovendien mag de koeling van gebouwen niet leiden tot opwarming van de directe omgeving. Indirect betekent dit een verbod op de installatie van airco’s in een nieuwbouwpand.
Om wateroverlast in de toekomst te voorkomen, zijn ten slotte duidelijke eisen voor de opvang van hemelwater op privékavels en de directe omgeving opgenomen. Zo is afgesproken om bij hevige neerslag van 70 millimeter in een uur een groot deel (40-70 millimeter) op de kavel zelf of binnen het plangebied op te vangen, te infiltreren of vertraagd af te voeren. Hergebruik van water is een belangrijk uitgangspunt. En de aanvoer van water buiten het gebied voor het sproeien van tuinen of andere activiteiten is niet toegestaan.
Zoeken naar compromissen
Het was niet eenvoudig om zoveel partijen achter deze afspraken te krijgen. Zo wilden veel gemeenten en ontwikkelaars eerst meer inzicht in de extra kosten van de verschillende maatregelen voordat ze hun handtekening onder de overeenkomst zetten. Sommige ambtenaren waren ook bang om ontwikkelaars af te schrikken met eisen voor de opvang van regenwater op eigen terrein, of zagen daarvoor in dichtbebouwde binnensteden weinig mogelijkheden. Over de hoogte van de wateropvangnormen ontstond ook de nodige discussie. Amsterdam heeft al wel een hemelwaterverordening met concrete normen, maar die zijn minder streng dan in de eerste versie van het basisveiligheidsniveau. Voor veel partijen waren hittestress en het tegengaan van bodemdaling bij droogte ook relatief nieuwe onderwerpen waarvan de impact niet altijd werd voorzien.
“In het algemeen gold dat grotere gemeenten het moeilijkst over de streep waren te trekken. De afspraken hebben voor hen niet alleen de grootste gevolgen, maar in veel gevallen waren ze zelf al met klimaatadaptatie aan de slag geweest. Dan is het de vraag wat afspraken in MRA-verband daar nog aan toevoegen”, legt procesbegeleider Sander van der Wal van adviesbureau &Flux uit. Het viel hem tijdens de overlegrondes ook op dat marktpartijen vaak al meer over klimaatbestendige nieuwbouw hadden nagedacht dan overheden vermoedden. Op hun verzoek werd uiteindelijk besloten om aan de aanpak tegen droogte, wateroverlast en hittestress afspraken over biodiversiteit en natuurinclusief bouwen toe te voegen. “Zo zorg je meteen voor extra kostendragers van je nieuwbouwplannen. Mensen zijn nu eenmaal bereid om meer te betalen voor een locatie waar extra aandacht aan groen en natuur is besteed.”
In de aanloop naar het ondertekenen van de intentieovereenkomst over klimaatbestendig bouwen hebben Arcadis en &Flux onderzoek gedaan naar de meerkosten van klimaatrobuuste nieuwbouw in bestaand gebied. Zij hielden daarbij rekening met verschillen in de ondergrond en het type nieuwbouwlocatie. In een zandige bodem kun je gemakkelijker water infiltreren dan in polderklei. Het aanpakken van wateroverlast en hittestress is in een stenige binnenstad ook lastiger en duurder dan in een naoorlogse woonwijk. Per saldo kwam uit de berekeningen een extra kostenpost van 1.200 tot 2.500 euro per nieuwbouwwoning voor alle klimaatthema’s uit het basisveiligheidsniveau. Omdat sommige opgaven alleen op gebiedsniveau zijn aan te pakken, is ook gekeken naar de meerkosten per hectare. Daarin zijn niet alleen de maatregelen voor klimaatbestendige woningen opgenomen maar ook de aanpak van de openbare ruimte en bestaande gebouwde omgeving. De onderzoekers kwamen daarbij uit op een bedrag van 90.000 tot 319.000 euro per hectare. De grote verschillen tussen de bedragen hangen samen met de uiteenlopende wijktypologieën en bodemsoorten, legt Sander van der Wal van &Flux uit. “Het maakt daarnaast ook uit hoe je bepaalde maatregelen uit wilt voeren. Als je een gevel warmtewerend wilt maken, is het planten van een klimop veel goedkoper dan een groene gevelwand met geïntegreerd irrigatiesysteem.” In het onderzoek hebben Arcadis en &Flux ook aangegeven op welke manier deze kosten verrekend zouden kunnen worden. Naast het inzetten van de rioolheffing en het gemeentefonds kunnen bestuurders ook denken aan verrekening van de kosten via anterieure overeenkomsten met ontwikkelaars en de grondexploitatie van een locatie. Sowieso is het volgens Van der Wal slim om klimaatadaptatie zo vroeg mogelijk in het ontwerpproces mee te nemen. “Dan heb je de meeste speelruimte om te kiezen voor een kostenefficiënte oplossing voor je probleem.” |
Vitale en kwetsbare infrastructuur
In de komende jaren zullen de nieuwbouwnormen regelmatig worden aangescherpt op grond van nieuwe klimaatvoorspellingen. Met andere regio’s en provincies wordt ook geprobeerd om op landelijk niveau de normen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Zo is er al een brief naar minister De Jonge gestuurd om nauwer samen te werken bij het opstellen van zijn Nationale Maatlat over klimaatbestendige gebiedsontwikkeling.
In de eigen regio staan ook gesprekken met gemeenten op stapel om te kijken hoe zij de afspraken in hun planologische procedures kunnen borgen. Marisse Boegheim van Waternet is daar namens de MRA nauw bij betrokken. Zij wil de komende tijd ook graag nieuwe partijen bij de afspraken over klimaatadaptatie betrekken. “In bestaand stedelijk gebied gaat de komende jaren de openbare ruimte op de schop voor de aanleg van warmtenetten of laadpalen voor elektrische auto’s. Die bedrijven en instanties moet je ook mee zien te krijgen in je streven naar klimaatbestendige steden en dorpen. Bovendien willen we met de provincie Noord-Holland onderzoeken hoe vitale en kwetsbare infrastructuur tegen langdurige droogte, wateroverlast en hitte kan worden beschermd. Denk aan het kunnen gebruiken van snel- en spoorwegen, telecommunicatienetten of ziekenhuizen op ieder denkbaar moment.”
Geen afspraken over locatiekeuze
Eén onderwerp is bewust uit de afspraken over klimaatbestendige nieuwbouw gelaten, maar zal de komende tijd voor veel discussie zorgen: waar kan met het oog op klimaatverandering nog worden gebouwd? Deltacommissaris Peter Glas gaf afgelopen december aan dat bijna 80 procent van de geplande één miljoen nieuwbouwwoningen op de verkeerde locaties gebouwd dreigt te worden. Ook in de MRA liggen veel belangrijke nieuwbouwprojecten (de zogeheten ‘sleutelgebieden’) op locaties die kwetsbaar zijn voor bodemdaling of overstromingen na dijkdoorbraken. De Ruijter en Boegheim erkennen dat bestuurders zich uiteindelijk ook over deze vraag moeten buigen. “In het kader van de actualisering van de MRA-verstedelijkingsstrategie maken we nu een analyse van het watersysteem. Dan komt ook de vraag op tafel waar we ruimte voor de opvang van rivierwater kunnen realiseren”, vertelt Boegheim. De Ruijter: “We zeggen niet of je op een bepaalde plek wel of niet mag gaan bouwen. Dat is aan de provincie en de individuele gemeenten. Maar als je ergens aan de slag gaat, doe het dan wel op een klimaatbestendige manier en zorg dat mensen er tijdig weg kunnen komen bij een calamiteit.”
Klimaatbestendige gebiedsontwikkeling vraagt meer van partijen dan het toepassen van normen die regio’s en provincies opstellen. Er moet ook op een andere manier naar de toekomst worden gekeken, concludeerden One Architecture en Defacto Stedenbouw in een onderzoek naar klimaatrobuuste gebiedsontwikkeling in de MRA. Naast concrete ideeën voor negen uiteenlopende gebiedsontwikkelingen - waaronder drie grote woningbouwlocaties (Almere Pampus, Amsterdam Havenstad en Haarlem Schalkwijk) - deden de onderzoekers een aantal aanbevelingen waarvan het verruimen van de planningshorizon een van de ingrijpendste maatregelen is. “Veel normen zijn gebaseerd op het verwachte klimaat in 2050 maar de grootste problemen worden pas daarna verwacht. Als je dan bedenkt dat nieuwe gebouwen al snel tachtig jaar meegaan, moet je dus nu al ontwerpen voor de verre toekomst”, legt Matthijs Bouw van One Architecture uit. Hij beseft dat het lastig is om de nieuwbouw af te stemmen op het klimaat in 2100, maar het is duurder om gebouwen en gebieden achteraf aan veranderde omstandigheden aan te passen. “Bepaal nu in ieder geval wat je al vast moet leggen en wat je flexibel kunt houden. Denk ook na over de ruimte die je vandaag kunt inbouwen om later zaken zonder hoge kosten te kunnen veranderen.” Bouw benadrukt dat het daarbij belangrijk is om uit te gaan van minder optimistische klimaatmodellen dan bestuurders en ontwikkelaars nu vaak hanteren. “In het buitenland is het gebruikelijker om rekening te houden met alle plausibele scenario’s. Dat zou Nederland ook moeten doen.’’ |
Er was een tijd dat je bestraffend kon worden toegesproken door een gemeenteambtenaar als je een stoeptegel verwijderde en daar een klimplant plaatste. Inmiddels wordt dat juist aangemoedigd. Immers: meer groen en minder tegels zijn een goedkope én effectieve manier om stad én tuin koeler te houden. Ook zorgt het voor meer biodiversiteit én loopt regenwater beter weg. Veel gemeenten komen de tegels gratis ophalen. Zo ook in Amsterdam. Daar profiteerden Marin Dijkman en haar collega Marc van holistisch gezondheidscentrum Healing People in Amsterdam Noord van. Ze hadden de achtertuin van het centrum al tegelvrij gemaakt maar wisten zich geen raad met de tegels, totdat ze hoorden van de gemeentelijke service. Zoek per gemeente naar ‘tegels wippen’ voor info over ophaalschema’s. |