Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Overheid, ontferm u weer over de huurder!

Leon Vlasblom

Vlasblom is sinds april 2004 voorzitter van de Huurdersvereniging Amsterdam.
Daarvoor was hij bestuurslid van Zicht op het Oosten, de koepelorganisatie van Het Oosten.

In de jaren negentig van de vorige eeuw besloot de rijksoverheid de woningbouwcorporaties te verzelfstandigen. Corporaties zouden als ‘maatschappelijke ondernemingen’ veel goedkoper en efficiënter voor de huisvesting van de Nederlander kunnen zorgen. De huurder kreeg ook een eigen rol: in de BBSH en Overlegwet werd een groot aantal rechten vastgelegd en werd bepaald dat ze mochten meepraten. Om dit mogelijk te maken kregen de corporaties een zak geld mee en konden ze aan de slag.

In 2004 kunnen we concluderen dat dit marktdenken te ver is doorgeschoten. De woningbouwcorporatie begint de rol van ondernemer langzaam onder de knie te krijgen, maar dreigt de band met de huurders te verliezen.
Er worden woningen gebouwd voor mensen met hogere inkomens en vanuit het eigen woningbezit worden woningen verkocht. De directies worden professioneler, en dus duurder Er moet vooral geld verdiend worden. De corporatie richt zich in toenemende mate op de huurder met de brede beurs. En dat allemaal onder het motto dat het vooral de huurder met de smalle beurs is die hiervan op termijn zal profiteren.

Deze huurder merkt daar echter niet zo veel van. Hij merkt alleen maar dat er steeds meer zekerheden verdwijnen. De zekerheid van de betaalbaarheid van de woning is verdwenen. Hoe hoog is de huursubsidie volgend jaar nog? … en het jaar daarna? Wie gaat bepalen of je nog wel recht hebt om in een bepaalde woning of stadsdeel te wonen? En verdien je genoeg om in een woning te mogen wonen of verdien je al te veel en moet je doorschuiven naar een woning die er niet is?

En hoe zit het met het overleg? Er wordt nog steeds veel gepraat tussen koepels en directies van woningbouwcorporaties, maar door de minimale invulling die corporaties aan dit overleg geven, stelt dit steeds minder voor. Waar het begon als een overleg tussen partners met een gezamenlijk belang, lijken er steeds meer belangentegenstellingen te ontstaan. Zaken moeten immers niet te duur worden en er hoeft toch niet meer geregeld te worden dan wettelijk noodzakelijk is. De verandering die is opgetreden, kan heel goed getypeerd worden als een verschuiving van overleg naar uitleg. En op advies zitten de corporaties ook niet meer te wachten. Het voorstel van de gezamenlijke Amsterdams koepels om de huurverhoging dit jaar te beperken was dan ook gericht aan een doof oor. Wettelijk mocht er 3,4% huurverhoging plaatsvinden. In Amsterdam werd dit maximum geïnterpreteerd als een noodzakelijk minimum, want daar zou de huurder met de smalle beurs op termijn van profiteren.

Liggen de bestuurders van woningbouwcorporaties hier wakker van? Dat lijkt er niet op. Ze slapen prima, boven op een zak die gevuld is met circa 10 miljard euro. Ondanks deze snel groeiende ‘vermogensovermaat’ moet er vreemd genoeg dringend geld bij om de woningproductie op peil te houden. Met de huidige 10 miljard euro lukt dat namelijk niet. Er moet meer geld komen en voor dat extra geld mag de zittende huurder zorgen (en als hij dan toch zijn portemonnee getrokken heeft, mag hij in een moeite door ook nog de 250 miljoen euro ophoesten die de corporaties minister Dekker hebben toegezegd om de huursubsidie op peil te houden).

Voor de huurder met de smalle beurs dreigt de woningmarkt te veranderen in een jungle. De huurverhogingen zijn op termijn niet meer te voorspellen en de hoogte van de huursubsidie is geen gegeven meer. Bij wie moet de huuder dan terecht? In eerste instantie denk je aan de woningbouwcorporatie, die traditioneel tot taak heeft zich over deze huurder te ontfermen. Helaas heeft de corporatie daar eigenlijk geen tijd meer voor: er moet geld worden verdiend, er moeten woningen worden verkocht, etc... Aankloppen bij de overheid dan? Ook dat heeft op dit moment niet zoveel zin. Minister Dekker heeft al aangegeven dat de bemoeienis van de overheid met de woningmarkt in de komende jaren sterk verminderd kan worden. Laat de woningbouwcorporaties dat maar doen, is haar motto.

Uiteindelijk is de huurder dan aangewezen op de huurdersvereniging. En die bepleit vervolgens dat de overheid de huursubsidie onaangetast laat, de huurstijgingen beperkt houdt, de huurbescherming in stand houdt, oftewel dat de overheid zich weer ontfermt over de huurder. Aan de markt kun je dit kennelijk niet overlaten.