We mogen best wat vaker toegeven dat iemand anders het beter ziet. Regelmatig word ik met mijn neus op het feit gedrukt dat bewoners het vaak beter zien dan professionals. Of dat een overtuiging die ik had, onterecht was. Zo ook die over wooncoöperaties.
Jaren geleden kwam ik regelmatig terecht in discussies over de wooncoöperatie als de ultieme oplossing in de volkshuisvesting. Ivens en Van Poelgeest waren aan de slag in Amsterdam. En wijlen Adri Duivesteijn, misschien wel Nederlands grootste pleitbezorger van de wooncoöperatie, sprak me er regelmatig op aan dat ik ‘van de woningcorporaties’ meer zou moeten doen met coöperaties. Onze discussies waren fel. Woningcorporaties zijn effectief in het goed huisvesten van heel veel mensen, coöperaties zouden dat nooit kunnen, vond ik. Je moet er teveel kennis, tijd en doorzettingsvermogen voor hebben, dus voor de gemiddelde mens is het niet weggelegd. Laat staan voor mensen die al druk genoeg zijn om aan het einde van de maand nog eten op tafel te kunnen zetten. Ik vond het elitair. Bovendien was in veel zelfbouwprojecten op dat moment het gemeenschapsgevoel ver te zoeken.
Wijken die gebouwd zijn met de gemeenschap als uitgangspunt, daar kan menig professional nog een puntje aan zuigen
Tegen Adri kan ik het niet meer zeggen. Maar met een blik over de grens ben ik van mening veranderd. In Duitsland en Zwitserland zijn hele wijken gebouwd door en voor bewoners. Bewoners met allerlei inkomens en achtergronden. Met hulp van stedenbouwkundigen en architecten. Het mooie van die wijken is dat er ontworpen is vanuit de mens. Als mensen iets ontwerpen waar ze zelf moeten gaan wonen dan blijken ze andere en verrassende keuzes te maken. Keuzes voor groene wijken zonder auto’s, ook voordat dat hip was. De keuze om het ontwerp te beginnen met het plein met voorzieningen en ruimte voor ontmoeting, en daarna pas de woningen. De keuze voor gedeelde washokken. En zelfs buurtvoorzieningen waar meteen buurtbanen in gecreëerd worden.
Wijken die gebouwd zijn met de gemeenschap als uitgangspunt. Daar kan menig professional nog een puntje aan zuigen. Het is een brevet van ons onvermogen dat het in Nederland amper lukt.
En ja, in Amsterdam staat nu de Warren. Een walhalla van collectief ontwikkelen en wonen. Maar nog steeds lukt het alleen mensen met tijd, doorzettingsvermogen en bakken idealisme. Er is nog een lange weg te gaan voordat coöperatief wonen toegankelijk is voor een gevarieerde groep mensen, of voordat een gemeente het aandurft om een hele buurt te ontwikkelen met en voor bewoners. Daarmee wil ik niet zeggen dat we de hele volkshuisvesting moeten overlaten aan wooncoöperaties. Het is niet het een of het ander. Want ons systeem van woningcorporaties, die een heel groot deel van de bevolking een betaalbaar huis bieden, is voor het merendeel een goed systeem. Maar ik ben ervan overtuigd geraakt dat coöperaties veel kunnen brengen.Ook woningcorporaties kunnen veel leren van ontwerpen, bouwen en beheren met bewoners. En daar een fijnere buurt en gemeenschap bij cadeau krijgen.
Mirthe Biemans werkt als adviseur volkshuisvesting, onder meer bij Circusvis. Als één van de vier columnisten van NUL20 beschouwt zij iedere twee maanden een aspect van de volkshuisvesting dat relevant is voor de metropoolregio Amsterdam. Het kwartet vaste columnisten van NUL20 bestaat naast Mirthe Biemans uit Kasper Baggerman, Léon Bobbe en Ruud Fiere. |