Mária van Veen |
Corporaties werken met steun van bewonersorganisaties samen met de gemeenten aan de aanpak van illegale onderhuur. Kortom: de druk op de meest gespannen woningmarkt in Nederland neemt eindelijk wat af. Gniffelend wordt teruggekeken op de jaren 2003-2006 waarin de Woonbond en huurdersorganisaties met steun van diverse maatschappelijke organisaties en corporaties erin slaagden om huurliberalisatie en structurele boveninflatoire huurstijgingen te verijdelen. Die slechte huurplannen zijn definitief van de baan. En dat geldt ook voor de huurstijging in Amsterdam die in 2006 op 3,4% lag. De huren mogen met maximaal het inflatiepercentage stijgen. Binnen dit maximum kunnen verhuurders op verhuurdersniveau - na overleg met de huurdersorganisaties - het huurbeleid differentiëren. Professor André Thomsen, die op 10 november afscheid nam van de TU Delft, wordt gevraagd een nieuw stelsel van referentiehuren in overleg met verhuurders en Woonbond te ontwikkelen. Hij kan hierbij terugvallen op het advies dat de Commissie Huurbeleid Middellange Termijn in september 2001 uitbracht en waarin op hoofdlijnen – op basis van de ideeën van professor Thomsen - een model van een nieuw stelsel van referentiehuren is geschetst. Door allerlei omstandigheden slaagden huurders en verhuurders er daarna niet in om dit ontwerp verder uit te werken. Minister Dekker greep toen haar kans in 2003. Onder de keiharde randvoorwaarde van het realiseren van een bezuiniging van 1,1 miljard op de huurtoeslag ontwierp minister Dekker haar plannen voor het liberaliseren van een kwart van de huurwoningenmarkt. Die plannen vonden geen genade in de ogen van huurders en bij een meerderheid van de verhuurders, waardoor deze na een moeizame strijd en de verkiezingen van tafel gingen.
Alle energie is er nu op gericht om op een slimme, eerlijke, transparante en efficiënte manier de vraag naar woningen te bedienen. Dankzij de goede samenwerking van huurders en eigenaar-bewoners ontstaat van onder op het initiatief om het stelsel van vraagondersteuning door de overheid in het wonen drastisch te herzien. Ondanks waarschuwingen en voorstellen van het Centraal Planbureau, De Nederlandsche Bank, Aedes, Vereniging Eigen Huis en Woonbond durfden achtereenvolgende kabinetten de hypotheekrenteaftrek niet aan te pakken. Eind 2006 liep de fiscus netto ruim veertien miljard mis door de hypotheekrenteaftrek, terwijl de huurtoeslag, die nog geen twee miljard kost, verder werd uitgekleed. Een miljoen hurende huishoudens ontvangen huurtoeslag. Desondanks zijn deze huishoudens een groot deel van het inkomen aan huur kwijt. Veertig tot zestig procent van de vaste lasten bestaat uit huur en overige woonlasten. Huurders met een modaal inkomen besteden meer dan een kwart van het netto-inkomen aan kale huur. Zij kunnen geen beroep doen op de huurtoeslag of een fiscale tegemoetkoming in de vorm van huuraftrek. De ongelijke fiscale behandeling van huurders en kopers wordt eindelijk een issue bij de verkiezingen op 22 november. Zodra het nieuwe kabinet er is, komt vanuit de woonsector het initiatief om het subsidiestelsel voor burgers in het wonen te herzien. Het nieuwe stelsel waarborgt dat iedereen goed en betaalbaar kan wonen. Mensen die dit het hardst nodig hebben, worden het meest ondersteund. In de koopsector geldt dat vooral voor starters. De overheid maakt geen onderscheid meer tussen huren, kopen en tussenvormen en bevordert juist de keuzevrijheid ongeacht de woonvorm.