Overslaan en naar de inhoud gaan

Huisvesting voor kwetsbare Amsterdamse jongeren om dakloosheid te voorkomen

Image

Amsterdamse corporaties willen een groep heel kwetsbare jongvolwassenen huisvesting bieden om te voorkomen dat zij dakloos raken. Het gaat om jongeren die tot hun achttiende kunnen rekenen op jeugdzorg, maar daarna niet terug kunnen naar huis en zichzelf moeten zien te redden. Zonder hulp dreigt voor hen een onveilig bestaan, vaak zonder een dak boven het hoofd. Een pilot volgend jaar moet duidelijk maken welk woningaanbod het beste bij die groep past.

“Amsterdam kampt met een groeiend aantal dak- en thuislozen”, zo zegt Anne-Jo Visser, directeur-bestuurder van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWC). “Het is een heel gemêleerd gezelschap van werkloze veelal buitenlandse werknemers, mensen met onbegrepen gedrag, dakloze gezinnen met jonge kinderen, volwassenen die na een scheiding geen dak boven hun hoofd hebben en ook steeds vaker jongvolwassenen. Wij kunnen onmogelijk al die mensen snel aan een huis helpen, ook al leveren onze corporaties via het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen een serieus aantal woningen voor de uitstroom uit maatschappelijke opvang of beschermd wonen. Maar voor één groep - kwetsbare jongeren die geen aanspraak meer kunnen maken op jeugdzorg en ook niet weer thuis kunnen wonen -, zo hebben de corporaties samen besloten, willen we ons de komende jaren extra inspannen. Juist omdat we denken voor die jongeren het verschil te kunnen maken.”

Harde knip

Het gaat om kwetsbare jongvolwassenen, jongens en meisjes, die verblijven in een jeugdzorginstelling. “Ons stelsel van jeugdzorg kent een harde knip. Tot het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is er zorg en begeleiding, maar daarna houdt die zorg op; dat deel van de groep die geen zorg meer nodig heeft, wordt van de een op de andere dag aan hun lot overgelaten. Deze jongeren moeten zonder hulp huisvesting vinden, naar school of werk, moeten verzekeringen regelen, noem maar op. In ons stelsel van woonruimteverdeling kunnen zij geen aanspraak maken op urgentie. Pas als het totaal niet goed gaat dan komen zorgvoorzieningen voor volwassenen in beeld. Of heel hard gezegd: pas als ze dakloos zijn en met (zorg-)problemen kampen, dan is er weer hulp. Dat is onmenselijk.” Bedenk ook, zo vult Visser aan, dat het vaak om jongeren gaat met een beperkt netwerk. “Ik denk dat het voor alle achttienjarigen lastig is om op eigen benen te staan, maar voor deze jongeren geldt al helemaal dat er geen ouders of andere familieleden klaar staan. Vervolgens is de kans reëel dat ze in problemen komen, en dat zij uiteindelijk dakloos raken.”

Dakloosheid heeft een enorme impact op mensen, benadrukt Visser. Zij verwijst naar jarenlang onderzoek door de Radboud Universiteit. Een groot deel van de daklozen is verwaarloosd geweest in zijn of haar jeugd. De dakloosheid die daar op volgde leidde tot enorme eenzaamheid, een aantoonbaar slechtere gezondheid en een sterk gevoel van perspectiefloosheid. In 2022 is het Nationaal Actieplan Dakloosheid gelanceerd met als doel dat in 2030 iedereen een thuis heeft, maar het aantal dak- en thuislozen blijft stijgen. Anne-Jo Visser heeft het de afgelopen jaren al veel vaker verklaard: housing first is een goed instrument om dakloosheid te voorkomen. “Uit allerlei onderzoek, nationaal en internationaal blijkt dat in de strijd tegen dakloosheid een veilige woonomgeving het verschil maakt. Mensen die geen zekerheid hebben over waar ze morgen kunnen slapen, die van bank naar bank hoppen, die soms buiten moeten slapen als er geen plek is in de noodopvang, voelen zich onveilig. Door dakloosheid raken mensen zwaar beschadigd, een schade waar ze de rest van hun leven mee moeten dealen. Tijdig een dak boven het hoofd kan het verschil maken.”  

Tientallen jongeren

De precieze omvang van de groep kwetsbare jongeren moet nog nader worden uitgezocht. De indruk bestaat dat het om enkele tientallen, misschien honderd tot tweehonderd jongeren gaat die jaarlijks aan huisvesting moeten worden geholpen. “Het gaat er niet om dat iedereen direct de beschikking krijgt over een sociale huurwoning, vaak zullen zij gebaat zijn bij onzelfstandige woonruimte. Een kamer ergens, een plek ook waar (lichte) begeleiding kan worden geboden. Eén ding weten we al wel: huisvesting in heel grootschalige complexen, zoals de grote startblokken waar verschillende groepen bij elkaar wonen, dat gaat, zo zeggen deskundigen ons, niet werken. Wat we precies kunnen aanbieden, dat moet nog worden uitgezocht.”  Eerder aan deze groep betere huisvesting en begeleiding bieden is ook financieel interessant voor de samenleving, meent Visser. “Opvangvoorzieningen en zorg zijn kostbaar. Door vandaag huisvesting en begeleiding te bieden wordt voorkomen dat wij als samenleving op termijn veel hogere zorgkosten moeten maken.” 

De corporaties zijn met GGD Amsterdam en zorgverleners in gesprek hoe huisvesting en begeleiding vorm kunnen krijgen. Binnenkort is sprake van afstemming met de gemeente Amsterdam. Volgend jaar volgt, zo verwacht Visser, een pilot om te bekijken wat voor die groep het beste werkt. Dan ook wordt duidelijk welke corporaties het voortouw nemen. “Daarover zijn we met elkaar in gesprek, maar alle woningcorporaties zien de noodzaak en zijn bereid een bijdrage te leveren.” De Amsterdamse woningmarkt is misschien wel krapper dan ooit. Er zijn ook ontzettend veel jongeren zonder een zorgvraag die geen eigen woonplek kunnen vinden en die dus noodgedwongen thuis moeten blijven wonen. Voor hen zijn de druiven zuur. Visser erkent dat dilemma. “De nood is hoog, dat vraag van ons dat we zoveel als mogelijk bijbouwen. Voor jongeren, ouderen, gezinnen, voor iedereen. Maar ik denk dat iedere Amsterdammer deze kwetsbare jongvolwassenen een goed en veilig dak boven het hoofd gunt.”

Bert Pots