Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Exit-interview: Hans van Harten
'Nergens is wonen zo politiek als hier'

Hans van Harten is per 1 juli gestopt bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties na een dienstverband van twaalf jaar. “Het was een feestje,” concludeert hij tijdens dit afscheidsinterview. Maar het is mooi geweest. Een terugblik.

Hans van Harten
Hans van Harten (58) is per 1 juli afgezwaaid bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties na een dienstverband van twaalf jaar. Van Harten wil geen fulltime baan meer en gaat als zelfstandig adviseur verder. Voordat hij naar Amsterdam kwam, was Van Harten lid van het directieteam van Aedes. Zijn eerste nieuwe klus is wederom in de corporatiesector. Hij wordt parttime secretaris van het Regioplatform Woningcorporaties Utrecht, een samenwerkingsverband van alle woningcorporaties in de provincie Utrecht.

Je startte in 2002. Wat viel je het meest op in het Amsterdamse volkshuisvestingswereldje?

“Dat enorme wantrouwen tussen corporaties en gemeente, inclusief stadsdelen. We hadden toen ook een economische crisis, die achteraf een rimpeling bleek te zijn. Maar de bouwproductie was ingeklapt en gemeente en corporaties speelden elkaar de Zwarte Piet toe. Ik weet nog goed dat we in mijn eerste jaar De Ontmoeting organiseerden, vooral bedoeld om partijen eens achter hun stellingen vandaan te krijgen en elkaar daadwerkelijk te laten ontmoeten. Dat werd een gedenkwaardige bijeenkomst, waarbij moderator Leoni Jansen als een strenge juf moest optreden om sprekers uit hun beschuldigende of verongelijkte pose te krijgen. Dat gaf wel een beetje de sfeer aan. De Ontmoeting is sindsdien onze jaarlijkse bijeenkomst geworden.”

 

 Welkom in Amsterdam?

“Sommigen hadden mij tevoren wel gewaarschuwd voor de slangenkuil Amsterdam. Wonen is immers nergens zo politiek als hier. Daar heb ik als niet-Amsterdammer dus wel even over nagedacht. Maar ik heb me hier vanaf het begin welkom gevoeld. Belangen verschillen, maar mensen zeggen wel waar het op staat. Na dat jaar vol wantrouwen zijn we in 2003 als corporaties met de gemeente wel goed met elkaar in gesprek gekomen over hoe we de productie weer op gang konden krijgen. Dat lukte, en wat daarbij natuurlijk erg hielp was dat de crisis vrij snel omsloeg in gouden jaren. Dat heftige sentiment van toen is daarna niet meer teruggekomen.”

 

Misschien niet tussen corporatiebestuurders en bestuur. Maar tussen corporaties en huurders blijven de verhoudingen licht ontvlambaar?

“Daar komen verschillende werelden samen. Het macroverhaal dat corporaties en gemeente grotendeels delen - richting een stad met meer differentiatie en gemengde wijken en corporaties die via verkoop verdienvermogen creëren om in vernieuwing te investeren - sluit niet per se aan op het microverhaal van bewoners.

In zo’n spagaat zit ook de Huurdersvereniging Amsterdam (HA). Ik heb ze altijd geloofd en geprezen dat zij namens huurders aan de stedelijke overlegtafel meepraten over gezamenlijke prestatieafspraken. Dat is uniek in Nederland. Zij hebben daarbij regelmatig hun nek uitgestoken, omdat in zulke afspraken altijd dingen staan die voor de HA helemaal niet zo goed te verkopen zijn aan hun achterban.

Wat je niet moet vergeten is dat de stad het afgelopen decennium enorm op de schop is genomen. In al die wijken kregen bewoners te maken met overlast en langdurige transitieprocessen, wat veel onzekerheid teweegbrengt. Het klopt dat die processen regelmatig veel bezwaren en ook wantrouwen opriepen. Maar uiteindelijk ook veel meer wooncomfort en fijnere wijken.”

 

Het wantrouwen van huurders lijkt zich wel te verdiepen: elke vrijkomende woning zou worden verkocht of geliberaliseerd; huren wordt als het even kan naar het maximum opgetrokken. Dat lijkt de stemming.” 

“Dat soort thema’s wordt natuurlijk ook wel geframed door bewonersgroepen, met name binnen de Ring. Ik constateer dat we keurige afspraken met elkaar hebben over het proces bij sloop en renovatie, maar die zijn kennelijk onvoldoende om een rimpelloos traject te garanderen. Er staat voor bewoners ook veel op het spel: zij betalen nu een lage huur en gaan na transformatie fors meer betalen. De spanningen lopen begrijpelijkerwijs ook op doordat het aanbod in de sociale sector enorm afneemt. Het ingewikkelde is dat corporaties een eigen verantwoordelijkheid hebben waar een huurder niet veel boodschap aan heeft: zoals een gezonde financiële positie waarborgen en zorgen dat ook toekomstige woningzoekenden in de stad terechtkunnen. De regio Amsterdam is de economische motor van Nederland. Jongeren, studenten en young professionals moeten toegang tot de de stad kunnen hebben. Daar luisteren corporaties natuurlijk naar. Dus bouwen we studentenwoningen, verhuren we in de vrije sector en zijn we voor tijdelijke huurcontracten voor starters. Want veel van die jongeren met een laag inkomen zijn maar tijdelijk aangewezen op een sociale huurwoning. Dat alles neemt niet weg dat anderen permanent een laag inkomen houden en dat we dus ook voor hen ons uiterste best moeten doen.”

Prestatieafspraken

Minister Blok wil dat gemeenten en corporaties overal prestatieafspraken gaan maken. In Amsterdam doen gemeente, corporaties en de HA dat al jaren. Hoe effectief is dat eigenlijk?

“Wij zijn er trots op dat we al sinds 1994 afspraken met de gemeente maken. Die beleidsovereenkomsten hebben een belangrijke strategische rol gespeeld bij de hervorming van de Amsterdamse woningmarkt. Daarin is bijvoorbeeld vastgelegd in te zetten op meer differentiatie. Dat betekent dat je niet per gebied steeds weer dezelfde discussie hoeft te voeren. Natuurlijk heb je nog heel veel overleg op stadsdeel-, wijk-, complex- en woningniveau, maar de grote lijn is bepaald.”

 

Maar toch. Het zijn elke collegeperiode weer ellenlange onderhandelingen, die zelfs na het afsluiten van het akkoord niet ophouden.

“Ik hoor elke vier jaar de wens die afspraken te beperken tot hoofdlijnen. Maar dat blijkt telkens een illlusie. Dat komt doordat gemeente en corporaties financieel ernstig met elkaar zijn vervlochten via erfpacht en Stimuleringsfonds. Via dat fonds beheren we gezamenlijk honderden miljoenen. Dan hebben beide partijen wel behoefte vrij precies vast te leggen welk deel van de koek welke kant op gaat.

Het kan alleen simpeler worden als we eerst de financiële vervlechtingen die niet per se nodig zijn, opruimen. Het is nu schaken op vele borden tegelijk. De volgende keer zou men eerst de speerpunten kunnen afspreken. En afhankelijk daarvan gelden uit het Stimuleringsfonds toewijzen.

Deze laatste periode was inderdaad eigenlijk vier jaar lang permanent onderhandelen. Dat was nodig omdat het speelveld sterk veranderde. We konden onder andere door de verhuurderheffing bijvoorbeeld de aanbiedingsafspraken niet langer nakomen. En als je op een onderdeel wijzigingen afspreekt, moet je ook weer naar de andere bouwstenen kijken.”

Federatie

De Federatie heeft een flink bureau terwijl het aantal algemene corporaties in Amsterdam is afgenomen tot zes. Staat het voortbestaan van de Federatie zelf wel eens ter discussie?

“De Federatie is een middel, geen doel. Een samenwerkingsverband heeft alleen zin als de deelnemers daar voordeel van hebben. De kikkers blijven heus wel springen, je moet zorgen dat de kruiwagen groter wordt. Dat kan vaker dan je misschien denkt. De corporaties zien tot nu toe een duidelijke meerwaarde om bepaalde zaken gemeenschappelijk te doen. Dat worden er eigenlijk steeds meer. Het scheelt dat corporaties elkaar na 2008 minder als concurrent tegenkomen. Daarvoor stonden ze bij de wethouder in de rij om nieuwbouwlocaties te verwerven. Dat is voorbij. Ze zijn daardoor meer collega’s geworden. Er is daardoor niet alleen meer bereidheid informatie te delen, maar nu ook om synergie in de bedrijfsvoering te zoeken. De Federatie is daar een goed platform voor. We hebben het afgelopen jaar met KPMG nagegaan op welke terreinen corporaties meer kunnen samenwerken. Dat is nog best ingewikkeld, maar dat gaat in ieder geval leiden tot het delen van huismeesters en gemeenschappelijke ruimtes; wellicht komt er op gebied van onderhoud meer samenwerking. Er is ook een gezamenlijk initiatief voor een arbeidspool om personeel te helpen bij het vinden van ander werk, zo mogelijk bij een collega-corporatie.” 

 

Er is nog altijd geen college. Wat verwacht je dat belangrijke thema’s worden bij de nieuwe prestatieafspraken?

“De realiteit is dat corporaties veel minder ambitieus kunnen zijn op het gebied van productie, zowel wat kwantiteit als kwaliteit betreft. Er is de komende jaren domweg minder geld. Ik verwacht verder dat duurzaamheid en betaalbaarheid belangrijke gespreksonderwerpen worden. We hebben dit jaar iets gedaan voor gezinnen die langdurig een minimuminkomen hebben. De mate waarin we voor andere groepen de generieke huurverhoging kunnen verzachten zal ongetwijfeld een discussiepunt worden. Maar wij kunnen natuurlijk niet alle gaten dichten die de huurtoeslagregels laten vallen. Dat zou ook een verkeerd signaal zijn naar Den Haag. Dan is daar de conclusie natuurlijk: dat kan dus allemaal ook nog, met een verhuurderheffing van 1,7 miljard. Het kan dus niét. Het Rijk heeft ook een verantwoordelijkheid als het om betaalbaarheid gaat.

Amsterdam moet zich grote zorgen maken over de bouwproductie. De stad heeft duizenden extra woningen per jaar nodig, vooral huurwoningen. Gaan beleggers die bouwen? De corporaties worden steeds verder aan banden gelegd; door de parlementaire enquête zal de slinger nog verder doorslaan richting toezicht en controle. Je kunt er op wachten dat over vijf jaar iemand weer gaat roepen: waarom doen die corporaties zo weinig?” 

Fred van der Molen
Trefwoord