Wie blijven over? |
Wie blijft er over in de geherstructureerde delen van de Bijlmer? Volgens Kees Dignum van de dienst Onderzoek en Statistiek vormden de aangepakte delen in 2001 veel meer een gezinswijk dan in 1995, voor de sloop en nieuwbouw. “Wel is het volop een Surinaamse gezinswijk, met bovendien de typerende aanwezigheid van eenoudergezinnen, zoals die onder Surinamers vaker voorkomen.” (Doorstroming of Verstopping, Kees Dignum 2002, O+S) Nederlanders zijn in de nieuwbouwgebieden ruimschoots sterker vertegenwoordigd dan in de gesloopte flats. Terwijl de groep buitenlanders uit de niet-westerse wereld, in de sloopflats rijkelijk aanwezig, er aanzienlijk kleiner is. Voor hen is de nieuwbouw wellicht te duur. Toch vervult de nieuwbouw een doorstroomfunctie in het stadsdeel: tot 2001 is bijna 90 procent van de nieuwe bewoners uit Zuidoost zelf afkomstig. |
Toch kan het, verzekeren een wetenschapper en herhuisvestingsbegeleiders van Woningstichting Patrimonium en het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam. Maar niet zo makkelijk als voorheen, toen leegstand, een hoog verhuispercentage en een redelijke nieuwbouwproductie zorgden voor een ruim aanbod aan sociale huurwoningen. De mutatiegraad in de Bijlmer is inmiddels teruggelopen tot 6 procent (was 6,4 procent in heel Amsterdam in 2002) en het eerstvolgende grote contingent sociale nieuwbouw wordt pas in 2006 opgeleverd. Kortom: een stagnerende herhuisvesting zou de vernieuwing flink kunnen gaan ophouden.
Onderzoeksinstituut OTB inventariseerde het komende aanbod aan sociale huurwoningen in de Bijlmer, dat wil zeggen: het deel van Zuidoost boven de Gaasperdammerweg. Onderzoeker Frank Wassenberg nuanceert de geconstateerde lage mutatiegraad enigszins. Veel bewoners van sloopflats, ook zij die hun weg weten te vinden op de woningmarkt, blijven langer zitten omdat ze wachten tot de officiële startdatum van het herhuisvestingsproject. Want vanaf die dag hebben ze niet alleen voorrang boven andere woningzoekenden, maar komen ze ook in aanmerking voor de verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding van 4.500 euro.
Als je alleen kijkt naar het bezit van Patrimonium, verreweg de grootste huiseigenaar in de buurt en de beheerder van de sloopflats, dan komen er de eerstvolgende jaren in de Bijlmer inderdaad te weinig sociale huurwoningen vrij om alle bewoners van sloopflats te kunnen herhuisvesten, zo concludeert Wassenberg. Gelukkig voor de stadsvernieuwingskandidaten hebben ze sinds 1 juli in alle gevallen voorrang op andere woningzoekenden. Dat betekent dat ook andere corporaties in de Bijlmer en de rest van de stad hun aanbod openstellen voor stadsvernieuwingsurgenten. De voorrangsregeling zal de komende jaren flink ten koste gaan van andere woningzoekenden, met name doorstromers, maar biedt soelaas bij de herhuisvesting. “We merken nu al dat deze maatregel flink wat druk van de ketel haalt”, zegt Tom de Kool, projectleider bij het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA). Zijn afdeling Procesbegeleiding Bewoners begeleidt het grootste deel van de uitplaatsingen.
Volgens Wassenberg zijn er nog meer maatregelen nodig om de herhuisvesting de komende jaren op gang te houden. Hij dringt er op aan de bouw van later geplande sociale woningen in de Bijlmer ‘naar voren’ te halen. Hiertoe is inmiddels besloten. Bij de komende projecten Grunder en Laag Kralenbeek wordt het aandeel sociale woningen vergroot van 30 naar respectievelijk 40 en 50 procent. In het project daarop, Laag Kempering, blijft het percentage op 30; pas aan het eind van het vernieuwingstraject wordt er gecompenseerd in een verhouding 80-20. Omdat de eerstkomende jaren nog geen nieuwe sociale huurwoningen worden opgeleverd, heeft Patrimonium voor een aantal herhuisvestingskandidaten een extra-kansregeling ingevoerd. Ze krijgen in eerste instantie een passende woning in de hoogbouw aangeboden, maar als ze die hebben betrokken maken ze alsnog kans op een nieuwbouwwoning.
De herhuisvesters lopen niet echt warm voor een andere aanbeveling van Wassenberg: het eerder uitkeren van verhuisvergoedingen om bewoners te bewegen al voor de start van het herhuisvestingstraject te vertrekken. Dat leidt eerder tot een oprekking van het herhuisvestingsproces, in plaats van een versnelling. “Mensen die iets op het oog hebben, of die hun weg zelf weten te vinden op de woningmarkt, vertrekken doorgaans ook vrij snel na de startdatum”, aldus Henk Klein, De Kools collega bij het OGA.
Waar blijven de Bijlmerbewoners? |
Hoe verder weg, hoe kleiner de aantallen, geldt doorgaans bij herhuisvestingsprojecten. Zo ook bij de Bijlmer. Alleen is de aantrekkingskracht van stadsdeel Amsterdam-Noord opmerkelijk. Maar liefst 9 procent van de stadsvernieuwingskandidaten heeft zich daar de afgelopen vier jaar gevestigd. Mogelijk zijn hier veel woningen van vergelijkbare kwaliteit te vinden. En er is, net als in de Bijlmer, hoogbouw omgeven door veel groen en open ruimte. Verder blijkt het belendende stadsdeel Oost/Watergraafsmeer nog betrekkelijk populair met 5 procent. Tweederde (67 procent) van geherhuisveste Bijlmerbewoners bleef in Zuidoost. Dat is gemiddeld over vier jaar. Het aandeel blijvers is afgenomen van 74 procent in 1999 tot 60 procent in 2002. |
Waar (grote) gezinnen in andere vernieuwingsgebieden nauwelijks een passend aanbod gedaan kan worden, valt dat in De Bijlmer wel mee. Waren de duizenden woningen in de hoogbouw al relatief groot voor Amsterdamse begrippen, het grootste deel van de sociale nieuwbouw bestaat uit grote woningen van 100 tot 120 vierkante meter. Toch vereist de huisvesting van grote gezinnen soms creativiteit en maatwerk. Districtsmanager Monique Brewster van Patrimonium: “Soms bieden we volwassen inwonende kinderen van achttien jaar of ouder een woning voor zichzelf aan, of we laten twee kinderen van een gezin bij elkaar wonen. Dan kunnen we voor de rest van het gezin alsnog een passende woning regelen.” Een recent wapenfeit is de herhuisvesting van een gezin met twaalf kinderen uit de flat Kempering - in het verbouwde voormalige herhuisvestingskantoor van Patrimonium in de Bijlmer. “Het is een heel aardige woning geworden, over twee verdiepingen en met een tuintje.”
Verzet is uitgedoofd
Het lijkt erop dat verreweg de meeste bewoners van de honingraatflats zich anders dan in de westelijke tuinsteden hebben neergelegd bij de vernieuwing. Daar verkeert de vernieuwing nog in een beginfase, net als de Bijlmer in de jaren negentig, zegt Brewster. “Toen waren er nog veel mensen die zich om ideologische redenen verzetten tegen de sloop. Nadat die strijd eenmaal voor de Raad van State was beslecht, was voor velen van hen de kous af. Anderen verzetten zich omdat ze het gewoon niet geloofden dat de nieuwbouw er daadwerkelijk zou komen. Dat wantrouwen verdween toen de nieuwbouw er eenmaal stond en ze zagen dat er ook mensen uit gesloopte flats in kwamen wonen. Uiteindelijk was vrijwel iedereen het erover eens dat er iets gedaan moest worden in de Bijlmer.”
Het herhuisvestingstraject |
Tot in de jaren negentig was herhuisvesting een taak van de gemeente, nu ook van de corporaties en andere huiseigenaren. De gemeente heeft haar kennis en ervaring op het gebied van herhuisvesting niet helemaal overboord gezet. Tot en met vorig jaar bediende Bureau P/A van de toenmalige Stedelijke Woningdienst de markt met onderzoek, begeleiding en advisering bij herhuisvesting. Deze dienstverlening is nu ondergebracht bij de afdeling Procesbegeleiding Bewoners van het OGA. Het OGA is door Patrimonium ingehuurd voor de begeleiding van bewoners en handelt ongeveer driekwart van de uitplaatsingen af. Patrimonium zelf doet de rest. Daarbij gaat het om bewoners die de corporatie zonder tussenkomst van Woningnet in het eigen bezit in de Bijlmer kan herplaatsen. |
Brewster wijst op een onderzoek dat is gehouden onder geherhuisveste bewoners. Daaruit blijkt dat die zeer tevreden zijn over de manier waarop ze door de corporatie en de ambtenaren van de gemeente zijn begeleid. “We scoorden een acht, ook bij mensen die buiten de Bijlmer gingen wonen en niets meer met ons te maken hadden.”
Lorna Koenen van de Bijlmerbewonersraad vindt een acht wel wat hoog. Uit een inventarisatie van de huurdersvertegenwoordigers komt een belangrijk knelpunt naar voren: een tekort aan kleinere betaalbare woningen voor ouderen die graag in de nieuwbouw of op de lagere verdiepingen van de hoogbouw willen wonen. “Veel ouderen die zonder hun kinderen zijn achtergebleven op de grote hoogbouwflats, komen niet meer in aanmerking voor een grote woning, het leeuwendeel van het aanbod. Deze mensen kunnen vaak alleen buiten de Bijlmer terecht.”
Ook vindt de Bijlmerbewonersraad dat de communicatie beter kan. “Bij de presentatie van het Finale Plan van Aanpak werd er heel veel informatie verstrekt. Maar bij de definitieve aankondiging van de sloop van Echtenstein, afgelopen jaar, werden toch weer veel mensen overvallen door het nieuws, die raakten in paniek”, aldus Koenen. Maar ze voegt er direct aan toe dat de voorlichting bij ieder nieuw project beter gaat.
Komt die hele vernieuwing niet neer op spreidingsbeleid, waarbij andere stadsdelen een portie Bijlmerproblematiek krijgen? De Kool hoort regelmatig indianenverhalen over de kwalijke gevolgen van de herhuisvesting voor buurten elders in de stad. Zo berichtten Het Parool en op AT5 over overlast die oud-Bijlmerbewoners veroorzaakten in en om het complex Hoop, Liefde en Fortuin in Zeeburg. “Het zou dan gaan om geherhuisveste Bijlmergezinnen, maar wij kunnen deze mensen niet in onze administratie terugvinden. Als het al om oud-Bijlmerbewoners gaat, dan zijn ze niet wegens de vernieuwing verhuisd.”
Bij Koenen wil het idee van een verkapt spreidingsbeleid er niet in. “Sommigen vinden alleen buiten de Bijlmer gepaste en betaalbare woonruimte. Maar dat is geen spreidingsbeleid zoals in Rotterdam is geopperd. De meeste mensen uit de sloopflats blijven in de Bijlmer of Zuidoost. Wat valt er hier te spreiden?”
Johan van der Tol
Zie ook de Woonbarometer