Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Domweg gelukkig
Domweg gelukkig
… aan de Herengracht.

Ik ben geboren in de Rivierenbuurt en heb er mijn jeugd doorgebracht. Amsterdam heeft mij veel gegeven. Ik heb hier mijn liefste gevonden. Toen ze een baan kreeg in Groningen, zijn we verhuisd. Destijds zei ik wel eens dat het me alleen nog aantrekkelijk leek naar Amsterdam terug te keren als ik een grachtenpand kon kopen. Dat was natuurlijk een grapje, want het is al heel wat als een literairvertaler het hoofd boven water kan houden. We waren dan ook de koning te rijk toen we achttien kilometer buiten Groningen, aan de rand van het dorp Stedum, een betaalbaar landarbeidershuisje vonden. Het uitzicht was kilometers ver: over weiden waar traag de zwart en roodbonte koeien graasden, en over velden geel van koolzaad. In Stedum heb ik de stilte leren kennen. Mijn passie voor het vertalen kon hier gedijen. De vertaling die ik er maakte van Flauberts Madame Bovary, werd tot mijn verbazing een bescheiden bestseller.
Maar op den duur bleek mijn vrouw meer een stadsmens te zijn dan ik. Door de lange winters in het noorden, met veel grauwe dagen van regen en nevel, begon ze het leven daar naargeestig te vinden; ze kreeg heimwee naar Amsterdam. Na dertien jaar keerden we naar onze geboortestad terug. En, o wonder, dankzij de royalties voor mijn Madame Bovaryvertaling konden we ons de prijzen op de woningmarkt waren toen nog niet zo exorbitant een cascoappartement aan de Herengracht veroorloven. Aan de rand van de Jordaan, met uitzicht over het daklandschap van de binnenstad.
Aanvankelijk kon ik het geraas van de stad bijna niet meer verdragen. Ook nu nog zijn er momenten dat ik naar de stilte terugverlang. Als er een rondvaartboot door de gracht vaart met een gezelschap dat muziek op discosterkte afdraait, zodat het geluid tegen de muren van de huizen opdavert; of als er een zware vrachtwagen in volle vaart komt langs denderen, zodat het huis tot in zijn voegen siddert. Maar mettertijd stel ik mij gelatener op tegenover dit soort ongemakken. Want het wonen in de binnenstad heeft ook enorme voordelen. Ik hoef ´s avonds na het eten maar een straatje om te lopen om in de bioscoop verderop een mooie film te zien, of op de fiets te stappen voor een uitvoering in het Hollandfestival. En al die antiquariaten of stalletjes met boeken op de Noordermarkt, waar je de prachtigste vondsten doet.
Te genieten valt er hier dus genoeg, maar `domweg gelukkig´ zijn? In deze tijd is dat volgens mij hoogstens weggelegd voor een enkel gezelschap uit de provincie dat de bloemetjes komt buitenzetten. Een paar straten verderop hangt in het raam van een bar een plakkaat met de mededeling dat je daar voor tien euro in drie uur zo veel bier getapt krijgt als je maar op kunt. Als ik dat lees, bekruipt mij een gevoel van bevreemding. En ik ga maar liever niet ter plaatse kijken tot hoeveel uitbundigheid een zo langgerekt `happy hour´ aanleiding geeft. Ik deel al genoeg in de vreugde als het gezelschap na zijn bezoek aan de bar langs komt wankelen en met een uit volle borst gezongen `Geef mij maar Amsterdam´ mij er luidruchtig aan herinnert in welke bevoorrechte positie ik mij hier bevind.
Domweg gelukkig ben ik dus maar liever niet. Wel heb ik van de Franse schrijver Montaigne geleerd dat je niet alleen het recht maar ook de opdracht hebt gelukkig te worden. Ik geef Bloem dan ook volkomen gelijk dat het geluk overal is te vinden: ook in Amsterdam gebeuren wonderen genoeg. Bijvoorbeeld als de Joegoslavische accordeonist, zichzelf begeleidend op zijn instrument, zacht begint te zingen op de boekenmarkt op het Spui; een lied dat spreekt van zijn heimwee naar het land dat hij verlaten heeft. Of zondags vroeg als ik in de herfst langs de grachten wandel en het water zo ingetogen spiegelt van het door de bomen wevend licht: dan adem ik een atmosfeer van eeuwen terug.
Om zulke ogenblikken neem ik alle ruis die voor de rest bij de grote stad hoort op de koop toe.