Corporaties profileren zich steeds nadrukkelijker als ‘maatschappelijke onderneming’. Het jubilerende De Key (140 jaar) herijkt daartoe zelfs zijn kerndoelen. Directeur Jaap van Gelder spreekt zelfs van ‘het hervinden van onze identiteit’. Dat heeft geleid tot aanpassingen in de organisatie. De Key heeft nu een apart bedrijfsonderdeel Maatschappelijke Ontwikkeling. Het wordt de taak van de nieuwe directeur Albert Scheven de corporatie ook te laten groeien in termen van sociale doelen. Een interview.
Het domein markt, waarin prijs, kwaliteit en rendement centraal staan, is niet het onze. Wij willen geen marktgedreven bedrijf zijn. Bedrijfseconomische termen als product, markt en klant hebben voor ons minder betekenis.
Behalve overheid en markt is er een derde domein. Daarin gaat het over mensen, over relaties, over binding, over samenhang, over leefbaarheid, over emancipatie en participatie, over het cement van de samenleving.
In dit domein wil en kan De Key opereren.
Maatschappelijke binding en wederkerigheid horen een centrale rol te spelen.
Corporaties zijn socialer dan de markt en efficiënter dan de overheid.
De nadruk op onze maatschappelijke rol heeft gevolgen voor de interne organisatie.”
Jaap van Gelder: ‘Als marktgedreven organisatie lopen we vast’
Van Gelder: "Scheven is druk bezig medewerkers om zich heen te verzamelen. Zijn nieuwe eenheid Maatschappelijke Ontwikkeling (MO) moet - onder meer – de denktank worden voor de buurtoverstijgende thema’s die de corporaties tegenkomt. Maar hoe gaat zich dat verhouden tot de rest van de organisatie? Worden de sociale initiatieven vanaf nu geïsoleerd van andere corporatietaken?
Scheven: “Door onze sociaal-economische projecten in één unit onder te brengen, creëren we duidelijkheid voor de interne organisatie en voor externe partijen. Bij nagenoeg alle projecten betrekken we andere bedrijfsonderdelen en bij afronding van een project, wanneer het zeg maar ‘standaard’ is geworden, wordt het bij het betreffende bedrijfsonderdeel ondergebracht. Dit kan overigens ook ons eigen onderdeel Maatschappelijke Ontwikkeling zijn, want hierin hebben we ons bedrijfsonroerend goed ondergebracht. Natuurlijk mag je sociale taken nooit isoleren, daarom hebben we ook gekozen voor een structuur waar de samenwerking als het ware ingebakken zit.”
MO ontwikkelt en initieert en geeft het estafettestokje daarna door. Moet het maatschappelijke zich op deze manier door de organisatie verspreiden?
“Precies. De Key ontwikkelt trouwens al jaren projecten voor bijzondere doelgroepen. Daar ben ik als voormalig directeur Wonen ook mee bezig geweest. Het opzetten van een woonservicewijk is al een normale taak voor Wonen. Maar als er een convenant moet worden afgesloten over woonservicewijken in de hele stad komen wij, MO, in beeld. Een ander voorbeeld: De Key heeft met HVO-Querido een convenant afgesloten voor opvang van jongeren die een psychose hebben gehad. Het verhuren van de bijbehorende woningen doen wij als MO niet zelf. Je moet ons trouwens niet zien als ‘een afdeling voor doelgroepen’. De uitvoering ligt ook bij anderen. Ik bekijk het liever sectoraal, dus: onderwijs, zorg, welzijn.”
Daarmee zitten we midden in een fundamentele discussie over de taken - en het vermogen - van een corporatie. Algemeen directeur Jaap van Gelder sprak in dit verband over ‘het derde domein’, naast de overheid en de markt. Wat betekent dat?
“Alle corporaties worstelen met die legitimeringsvraag. Wet- en regelgeving bieden erg brede kaders. Daar vallen zeker dingen buiten, zoals het verkopen van verzekeringen. Maar verder is het aanbod aan taken binnen het maatschappelijke middenveld erg groot. Denk alleen aan de extramuralisering van instellingen voor gehandicapten of de geestelijke gezondheidszorg. Kijk eens naar de behoefte aan brede scholen, aan voor- en naschoolse opvang. De overheid trekt zich terug en er vallen gaten. Daarom zeggen wij: laten we gewoon aan de slag gaan, samen met de stakeholders.”
Jullie hebben er geen probleem mee om jullie werkgebied steeds verder te vergroten?
“Toen wij met de Cont1rfabriek begonnen, een werkproject voor jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, kreeg ik veel van dat soort vragen. Maar als je ziet dat het functioneert worden die opmerkingen minder relevant. Die jongeren doen nuttige werkervaring op en wij bouwen onze wooncontainers voortaan hier in plaats van ze in China te bestellen. Het blijkt een succes te zijn en financieel is het project gezond.”
Rendement?
Bij sociale projecten wil je natuurlijk ook weten hoe groot het maatschappelijk rendement is. De Key was al bezig om daar met pilotprojecten meer zicht op te krijgen. Hoe ga je je investeringen verantwoorden?
“Je kunt niet alles precies in euro’s berekenen; resultaat toont zich ook in public value. Maar uiteraard willen we de beschikbare meettechnieken steeds verder verfijnen, zodat wij ook voorafgaand aan een project financieel en maatschappelijk rendement kunnen bepalen, via bijvoorbeeld Social Return on Investment (SROI, zie kader)”
Wat is SROI?
Social Return on Investment kijkt behalve naar financieel resultaat (ROI) van een investering ook naar maatschappelijke en ecologische opbrengsten en probeert deze weer te vertalen in geld. Een investering in het loon van een huismeester kan bijvoorbeeld worden afgezet tegen verminderde kosten van vandalisme of reiniging. Andere activiteiten van een huismeester zouden daarnaast kunnen leiden tot lagere kosten voor plaatselijke welzijnsinstellingen. Bovendien heeft een wooncomplex in goede staat een hogere vastgoedwaarde.
Zie voor meer informatie o.a. ‘Praktijkboek Maatschappelijk Rendement’ van Jochum Deuten (Quattro, Utrecht), uitgegeven door de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting. www.sev.nl
Door jullie takenpakket te verbreden is samenwerking met andere partijen meer dan ooit geboden. Schoolbesturen, zorginstellingen, overheden zullen met een schuin oog naar jullie investeringsmogelijkheden kijken. Worden jullie de oom met de dikke beurs?
Van Gelder: “In iedere relatie is het geven en nemen. Maar de financiële inbreng van de betrokken partijen kan niet altijd en hoeft wat ons betreft niet gelijkwaardig te zijn. Het gaat om ieders inzet. Bovendien kunnen wij het ons als corporatie veroorloven anders naar een investering te kijken. Bij maatschappelijk vastgoed denk je in termen van lange periodes en van locaties. Ook sociale investeringen komen het vastgoed natuurlijk ten goede. We zullen nooit een geldschieter pur sang worden. We zijn financieel gezond, maar een samenwerking komt pas tot stand wanneer iedere partij een inbreng heeft.”
Laten we eens het voorbeeld van een school nemen. Wat is jullie rol daarbij?
“Corporaties zijn bij uitstek geschikt om basisscholen aan te pakken en dat is nodig in Amsterdam. Wij weten veel over technisch beheer en we hebben een goed inzicht in de sociale structuur van een buurt. Daar komt nog eens bij dat wij goed zijn in het verhuren van multifunctionele gebouwen, zoals brede scholen. Op dit moment werken we samen met twee grote onderwijsorganisaties in de stad. Kijk, we praten toch over publiek geld, dat moet je dus in de samenleving investeren. Je wilt de stad steeds verbeteren en daar horen sociale structuren bij. Je moet als corporatie werken aan wederkerigheid ten opzichte van je huurders en andere betrokkenen.”
Onlangs is een nieuw stelsel voor maatschappelijke visitatie ontwikkeld. Dat richt zich met name op een vergelijking tussen voornemens en resultaten. Hoe denken jullie daarover?
“Wij worden als corporatie al uitgebreid gevolgd. We leveren stukken aan het Waarborgfonds, aan het ministerie van VROM, onze adviesraad, het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Een apart instrument erbij wordt echt teveel werk. Je moet het toezicht niet stapelen.”