Overslaan en naar de inhoud gaan

Subsidieregels frustreren bouw van goedkopere en meer gewenste studentenhuisvesting

Image

Studentenhuisvesters bouwen vooral zelfstandige studio's, terwijl onzelfstandige kamers in combinatie met gemeenschappelijke voorzieningen de voorkeur heeft van veel studenten. Maar dat laatste is onrendabel voor de verhuurders. Door studio's te bouwen betaalt de Belastingdienst indirect via de huurtoeslag fors mee aan de exploitatie van betaalbare studentenhuisvesting.

Er blijven steeds minder woonvoorzieningen over waar studenten een kamer hebben en voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke keuken, delen met andere studenten. Het aantal studio’s is in 9 jaar tijd verdubbeld, die van onzelfstandige woningen ook in absolute zin afgenomen, meldt Jolan de Bie van Kences, het kenniscentrum voor studentenhuisvesting. Ze weet ook waarom: “Dit is een direct gevolg van de huidige huur- en subsidieregels. Die zorgen ervoor dat het bouwen van onzelfstandige kamers financieel niet uit kan. En het bouwen van studio’s juist financieel aantrekkelijk is”. Dit is volgens haar een onwenselijke trend omdat veel studenten kampen met vereenzaming. "Voor het welzijn en sociale ontwikkeling is het voor studenten beter om met elkaar op kamers te wonen. De meeste schoolverlaters willen op kamers wonen om gelijk vrienden te maken in hun nieuwe studiestad en dat kan nu niet.”
"Bouw meer huizen met 5 à 6 kamers en een gemeenschappelijke keuken. Dat is belangrijk voor het welzijn van studenten", stelt ook Nol van Gerven van de landelijke studentenvakbond LSVb in een webinar van Kences.

Maar dat kan financieel niet uit, terwijl de feitelijke bouwkosten lager liggen. Gijsbert Mul van studentenhuisvester DUWO bevestigt de Kafkaëske situatie waarin studentenhuisvesters opereren. "Het is eigenlijk iets heel raars. Studenten willen dit, gemeenten willen dit, onderwijsinstellingen willen dit én het staat ook in het landelijk actieplan. Maar wij kunnen het niet, want wij kunnen dat niet betaalbaar bouwen."
En dat komt door de landelijke regelgeving rond de huurtoeslag. Daar heb je alleen maar recht op als je een zelfstandige woonruimte (met eigen deur, toilet en keuken) huurt. Jongeren tussen de 18 en 23 jaar krijgen een maximale huurtoeslag voor huren tot 442 euro, 23plussers hebben recht op huurtoeslag voor huren tot de liberaliseringsgrens (752 euro). Commerciële studentenhuisvesters verhuren dan ook vaak voor dat maximale bedrag. De Belastingdienst betaalt in dat geval wel 375 euro per maand mee aan de huur via de toeslag.
De woningcorporaties onder de studentenhuisvesters, zoals DUWO en De Key, 'toppen hun huren af' veelal voor de twee leeftijdscategorieën van de huurtoeslag, waardoor studenten maximaal gebruik kunnen maken van de huurtoeslag. De praktijk is dat studenten tot 23 jaar vooral in aanmerking komen voor de kleinste studio's met een huur tot 442 euro, terwijl de huur voor oudere studenten wordt afgesteld op de 'lage aftoppingsgrens'. Die is dit jaar 633 euro. De jongere student krijgt in dat geval 184 euro per maand huurtoeslag (blijft over 258 euro kale huur) , de oudere student 329 euro (blijft over 304 euro kale huur).

Het Rijk subsidieert zo via de huurtoeslag indirect de bouw van betaalbare studentenhuisvesting. Nu zou daar op zich wellicht weinig op tegen zijn als dit ook gewilde huisvesting zou opleveren. Maar uit Kences-onderzoeken blijkt dat veel studenten een woonsituatie prefereren met gedeelde voorzieningen. Die zouden bovendien goedkoper kunnen worden gebouwd, aangezien niet meer elke student wordt voorzien van een keuken, douche en toilet. Niet onbelangrijk gezien de grote opgave die er ligt. Uit de Landelijke Monitor Studentenmonitor 2021 van Kences blijkt dat het tekort aan studentenwoningen in één jaar is toegenomen met zo'n 4.500 naar 26.500 studentenwoningen. De komende acht jaar neemt het aantal studenten dat op kamers woont naar verwachting toe met circa 57.000. Dat komt vooral door de hogere toestroom van internationale studenten.

Trefwoorden