Sinds de dood van mijn ouders, beiden in in Gein 4. Ik woon in de laatste straat van Amsterdam, bij de grens van de provincies Noord-Holland en Utrecht. Aan de voorkant van mijn rijtjeshuis is een parkeerplein en een klimrek, aan de achterkant ligt het schilderij dat Holland heet; polders, sloten, koeien en molens.
Vanachter mijn zolderraam waan ik me wel eens grootgrondbezitter. Het land dat ik kan overzien is weids en uitgestrekt. Vlak voor me, in het midden, een grote speelwei, afgebakend door een fietspad, een ruiterpad en een sloot. Daarachter lange, brede weilanden. Rechts ingesloten door de De Hoge Dijk en links door de Gaasperzoom, twee natuurrecreatiegebieden die in alle jaargetijden mooi zijn. Aan de horizon gaat het landschap een beetje omhoog in een kartelrand van boomtoppen, de toren van Abcoude en de molens langs het riviertje Gein. De luchten zijn meestal laag, soms dreigend grauw, soms doorschijnend of helder blauw met een enorme hoeveelheid witte wolken.
De polder achter mijn huis was op zijn allermooist op een zomerdag in 1999. Dat weet ik nog zo precies omdat er toen, in de maand augustus, midden op de dag een zonsverduistering was. Het toeval wilde dat iedereen in mijn buurt op vakantie was, al dan niet op zoek naar de totale zonsverduistering elders in Europa. Ik had het land tussen Abcoude en Gaasperdam voor mezelf en toen de maan voor de zon schoof leek het alsof het spektakel alleen voor mij werd opgevoerd. De hemel kreeg een ander licht en het werd helemaal stil. Zelfs de wolken bewogen niet meer. Die hadden zich kort daarvoor nog met een groot gebaar laten opjagen voordat ze in een zilvergrijze deken bleven hangen boven het gras. Vogels die nog net waren opgevlogen trokken een korte schaduw achter zich aan. En die ene poes die nog buiten was, had het nakijken.
De herinnering aan de natuur achter mijn huis tijdens die gedeeltelijke zonsverduistering is altijd goed voor mijn strijdlust wanneer ik weer eens lees of hoor dat het Geingebied bedreigd wordt door oprukkend trein- en autoverkeer. Ooit heeft iemand bedacht dat er een snellere verbinding moet komen tussen de A6 en de A9, tussen Almere en Schiphol, en dat het Geingebied daarvoor moet wijken. Vanaf toen zijn de rapen gaar. Want of het nou om een brug over het Gein of een tunnel onder het hele gebied gaat, het is dan zo goed als zeker gedaan met de rust en de schoonheid van het landschap en ook met mijn ongeschonden uitzicht.
Drie jaar geleden dacht ik dat het al zover was. Bij terugkeer van een vakantie zag ik tot mijn schrik dat de speelwei achter mijn huis was opgebroken, alsof er een mol van voorwereldlijke afmetingen tekeer was gegaan. Ik kreeg ogenblikkelijk angstige visoenen van nieuwe bebouwing en werd bij voorbaat al benauwd van het idee dat ik dan zou willen verhuizen. Mijn buren stelden me gerust. Als ik de folders in mijn brievenbus had gelezen, had ik geweten dat er een ecologische verbindingszone werd aangelegd tussen de Hoge Dijk en de Gaasperzoom, zodat planten en dieren zich gemakkelijker kunnen verplaatsen.
Het gevaar dat ik van achteren op korte afstand ingesloten wordt door nieuwe huizen is nu definitief geweken. Maar wat is definitief? De plannen om het Geingebied te doorkruizen met meer treinen en nog meer auto’s zijn niet van de baan. Maar Holland zou Holland niet zijn als er geen actiegroepen, natuur- en milieuverenigingen zouden ontstaan om het op te nemen voor het landschap van Gein en Hoge Dijk. Er zijn nu meer dan twaalf organisaties actief in het verzet tegen de aantasting van deze natuur. Tot nu toe met redelijk succes. Het Geingebied heeft de reputatie van een van de fraaiste Hollandse landschappen. Ook ik wil dat graag zo houden. Ik houd van deze plek op de rand van de stad, ingeklemd tussen het multiculti-leven van Amsterdam-Zuidoost en de open ruimte van de Hollandse polder.
Domweg gelukkig
... in Gein 4.