Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Domweg gelukkig
Domweg gelukkig
… in Almere.

Het vakantiegevoel begint al zodra ik het weggetje naar mijn volkstuin insla, want aan weerszijden staan bomen, erg veel bomen naar stadse begrippen, en er lopen meestal wel wat paarden in het weiland van de manege. Kijk ik naar die paarden, dan zie ik in de verte bovendien de dijk langs het Gooimeer, zodat ik weet dat er water in de buurt is. Heel veel water alweer, en het lijkt alsof je dat ook kunt ruiken, want het is hier altijd fris en vochtig. Alsof het zojuist geregend heeft en het gras nog nadampt. Mijn buurvrouw op de tuin beweert dat de nabijheid van al dat water iets te maken heeft met de kwaliteit van de wolkenluchten in onze polder. Ik zou niet weten of dat klopt, ik ben tenslotte geen meteoroloog, maar een feit is dat er op elk uur van de dag van die uitgestrekte witte bollenvelden voorbijdrijven en dat de zon hier een stuk royaler ondergaat dan in Amsterdam.
Er zijn trouwens ook nog andere dieren, zoals heel kleine kwikstaartachtige vogeltjes, halftamme konijnen, reeën die over de hekken springen om je pas geplante klimrozen op te vreten, en zelfs een paar vossen die je alleen 's nachts te zien krijgt, in het licht van de koplampen. In mijn tuinvijver huizen uiteraard beestjes op bescheidener schaal, waarbij ik vooral de libellen en de kikkers wil noemen, want die zijn hier ook mooier dan elders: azuurblauwe libellen en elegant gestreepte kikkertjes met bronskleurige oogleden.
Eigenlijk is dit dus wel een plek waar je voor je plezier zou willen wonen, en veel volkstuinders doen dat ook, die gaan elk jaar in april al "over" zoals dat heet in het jargon. Met hun hele hebben en houden, kinderen en poezen incluis. Die komen hoogstens één keer in de maand naar de stad, om hun post op te halen. Je kunt ze direct herkennen aan de ruim bemeten oppervlakte van de zonnepanelen op hun dak en aan de schotelantenne, want de vaste bewoners hebben behoefte aan televisie en stopcontacten. Net als hun volwassen kinderen, want als je een groot deel van je jeugd hebt doorgebracht op de tuin, zit het er dik in dat je later ook zo'n tuinhuisje koopt, liefst pal naast dat van je ouders. Op die manier zijn er al hele familieenclaves ontstaan: driegeneratiehuishoudens naar vooroorlogs, dorps model.
Maar ik woon alleen, wat in feite betekent dat ik er nooit echt woon, want ik vind het na zonsondergang niet prettig om daar in mijn eentje te zitten. Te afgezonderd, te stil, en niemand om mee te praten bij het licht van de vuurkorf en de tuinfakkeltjes.
Dat is alleen leuk als je de helft van een koppel bent. En met Almere heb ik ook al niets, als stad. Almere lijkt me vooral erg geschikt voor jonge gezinnen, die op loopafstand van de lagere school willen wonen, in een buurt met veel verkeersdrempels, maar ik heb andere wensen: café's, bioscopen, nachtwinkels en het geruststellende geroezemoes van een buurt die ook na twaalven nog lang niet uitgestorven is.
Maar jammer is het wel, want op de keper beschouwd kan mijn stadshuis niet aan mijn tuinhuis tippen. En mijn twee katten zouden ook veel gelukkiger zijn als ze zomers buiten mochten wonen om op de kwikstaartjes te loeren. Ik doe ze tekort, ik doe mezelf tekort, maar zelfs al had ik zo'n zonnepaneel en zo'n foeilelijke schotelantenne, dan nog betwijfel ik of ik het zou durven. Misschien zou ik me eenzaam gaan voelen, een beetje verdwaald tussen al die op gezinnen berekende barbecues en opblaasbadjes: in de stad valt het niet op als je alleen bent, terwijl zo'n leeg grasveld onder de sterrenhemel vrij genadeloos is. Maar wie weet komt daar toch nog verandering in, want binnenkort krijg ik een kleinkind, en dan kunnen we met zijn tweeën kijken naar de Grote Beer of luisteren naar de regen.
Dat lijkt me een groot geluk.