In het programakkoord staat over de stedelijke vernieuwing in Parkstad, Noord en Zuidoost. “Wel wordt de verhouding van de sloop enerzijds en de renovatie anderzijds heroverwogen.” Wat betekent dit in de praktijk?
Herrema: “Alles wat al besloten is, gaan we niet opnieuw ter discussie stellen. Voor Zuidoost zitten we wat uitvoeringsbesluiten betreft eigenlijk al in het staartje van de vernieuwing. En ook in Parkstad zijn al veel plannen in een definitief stadium. Wat ik wel zeg is: kies niet te snel voor nieuwbouw. De bestaande goedkope voorraad heeft wel degelijk een functie. Er heeft trouwens al een flinke heroriëntatie plaatsgevonden in Parkstad en Noord: minder sloop, meer renoveren, meer nadruk op sociale en economische investeringen.
Een deel van de plannen in Parkstad zit nog in de uitwerkingsfase. Daar zal die discussie terugkomen. Ik ga er niet bovenop zitten. In Parkstad is voor ons vooral het einddoel belangrijk: 44 procent sociale woningbouw in 2015. Daarbinnen hebben stadsdelen en corporaties wat ons betreft de ruimte om te schuiven tussen nieuwbouw of renovatie.“
Parkstad convenant
Voor de verkiezingen waren corporaties en gemeente het eens geworden over een andere rolverdeling en financiering. De corporaties zouden in Parkstad de tekorten van de gemeente én de regie over de herstructurering op wijkniveau overnemen. Komt het daar nu nog van?
Herrema: “Het convenant blijft wat ons betreft overeind staan. Maar er zit een angel in, omdat de corporaties als voorwaarde hebben gesteld dat de verkoop van sociale woningbouw door mag gaan. Wat ons betreft kan zo’n afspraak alleen maar onderdeel worden van het totaalpakket van aanbiedingsafspraken, grondprijzen en nieuwbouwproductie in geheel Amsterdam. Het convenant gaat nu wel de inspraak in, anders komt het helemaal op de lange baan. We gaan ervan uit dat we de komende maanden de afspraken met de corporaties kunnen afronden. We streven ernaar de besluitvorming in deelraden en gemeenteraad rond de jaarwisseling af te ronden.”
Verkoop sociale huurwoningen
Het nieuwe college wil een directe koppeling tussen de verkoop en nieuwbouw van sociale huurwoningen. Volgens de corporaties kun je die getallen hoogstens op zeer lange termijn naast elkaar leggen. Gaat zo’n koppeling niet leiden tot een zinloze bureaucratie? Hoe staat u inmiddels tegenover deze afspraak?
Herrema: “Over de uitwerking moeten we nog spreken. Maar we willen wel dat het principe onderdeel wordt van de afspraken die we met corporaties maken.”
Splitsen particuliere huurwoningen
In 2002 werd besloten dat in de periode 2003-2007 19.000 particuliere sociale huurwoningen mochten worden gesplitst en verkocht. Het vorige college heeft vorig jaar deze praktijk tijdelijk stopgezet in afwachting van de liberaliseringsplannen van minister Dekker. Het nieuwe huurbeleid is nu door de Kamer. U heeft als stadsdeelvoorzitter ervaren dat het splitsingsbeleid een goed middel is gebleken om particuliere verhuurders mee te krijgen in wijkverbeteringsprogramma’s. Wat gaat u nu doen?
Herrema: “Dit collegejaar wordt de vierde tranche (4723 woningen, nvdr) niet vrijgegeven. Het restquotum van de eerste drie jaar (2438 woningen, nvdr) mag wel worden uitgegeven. Maar ik wil vooral stadsdelen die dit middel willen inzetten om particuliere woningverbetering te stimuleren, zoveel mogelijk ruimte geven. Daarom kom ik met een voorstel om het restquotum meer te schuiven naar stadsdelen die het voor stedelijke vernieuwing willen inzetten. In wijken als de Indische Buurt draagt het echt bij aan de verbetering van de wijk. Maar in buurten waar de sociale voorraad al flink onder druk staat, hebben stadsdelen weinig behoefte meer ermee door te gaan. Dit jaar moet wel een definitief besluit komen over de vierde tranche; we kunnen dat niet nog een keer opschuiven."
Maar met die liberalisering bent u die particuliere sociale voorraad op termijn toch gewoon kwijt. Als ze niet verkocht mogen worden, wordt het bij mutatie dure huur. Waarom dan nog overheidsregulering?
Herrema: “Dat klopt. In de populaire wijken gaat het huurbeleid van Dekker keihard toeslaan. Het heeft daar niet veel zin meer verkoop tegen te houden als je ze toch niet voor de sociale voorraad kunt behouden.
Daar zullen we ons rekenschap van moeten geven. Maar anderzijds zijn er voorbeelden waar bij complexgewijze renovatie afspraken met particulieren kunnen worden gemaakt over sociale verhuur.”
Jaap van Gelder “Welke wethouder gaat nu eigenlijk over wat?” |
Op de eerste platformbijeenkomst Woningbouwregie nieuwe stijl reageerde corporatiedirecteur Jaap van Gelder op het nieuwe programakkoord. Hij had daarin tal van ongerijmdheden aangetroffen. Zo wil de gemeente een kwart meer nieuwbouw met daarvan 30 procent sociale huur realiseren en tegelijkertijd de sociale grondprijs afschaffen. En waarom gooit het nieuwe college jongeren en studenten weer op één hoop, dat zijn toch totaal verschillende doelgroepen wat betreft toewijzingsbeleid en wooncarrièreperspectief? Van Gelder vindt de koppeling van verkoop aan nieuwbouwproductie zelfs een uitermate slecht en eigenlijk onuitvoerbaar idee. Tenslotte blijft hij zich afvragen wat die emancipatiemachine van Van Poelgeest nu eigenlijk behelst. Van Gelder heeft wel lof voor de toonzetting van het programma. Dat heeft “een positieve insteek” en is geschreven vanuit “een passie met de stad”, gericht tegen intolerantie en onverschilligheid. Koppeling nieuwbouw en verkoop Het college wil alleen corporaties die zelf voldoende bouwen toestaan sociale huurwoningen te verkopen. Volgens Van Gelder is dat niet in werkbare afspraken vast te leggen. Gezien de langetermijnplanning en onzekerheden van woningbouwprogramma’s kun je die aantallen volgens hem zeker niet op jaarbasis vergelijken en eigenlijk niet eens binnen een collegeperiode. Van Gelder: “Je hebt eigenlijk wel acht jaar nodig om te bekijken of wat corporaties bouwen en verkopen enigszins in de pas loopt”. Maar dan nog. Corporaties gebruiken het geld dat ze verdienen met verkoop ook voor de stedelijke vernieuwing en andere maatschappelijke taken. “Geld terugploegen doen we graag, maar niet zo rigide.” |
Fred van der Molen