Laten we oogsten wat gezaaid is
“Vooroorlogs Amsterdam gaat onder de kaasstolp” opent een artikel in NUL20 over het nieuwe welstandsbeleid naar aanleiding van de wijziging van de woningwet. Terwijl eigenlijk de kernwoorden zijn ‘politiek draagvlak voor welstand’, ‘meer transparantie in de beoordeling’ en ‘versimpeling van de procedures’. Overigens allemaal elementen die binnen de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam worden toegejuicht .
De opmerking in de subtitel: “Binnen de ringweg draait – tot verdriet van de Welstandscommissie – alles om behoud van de bestaande stad”, slaat dan ook nergens op. De context is altijd grondslag voor de beoordeling.
Dat stadsdeelraden nu via hun welstandsnota’s uitdrukking geven aan de waardering van hun gebouwde omgeving kan alleen maar positief gezien worden. Zij hebben vanuit hun verantwoordelijkheid met verve gewerkt aan hun nota’s, uiteraard gebruikmakend van wat er al is (kadernota, ordekaarten van de Binnenstad, de Gordel ’20-’40 en de Negentiende-eeuwse Ring, en diverse beeldkwaliteitsplannen).
De bijeenkomsten die door de stadsdelen en diverse grootstedelijke diensten zijn georganiseerd, stonden derhalve in het teken van ‘oogsten wat gezaaid is’. We kunnen constateren dat er is geoogst! Laten we ermee aan het werk gaan. Naar mijn stellige overtuiging is de begripsverwarring helemaal niet zo groot.
Met de term ‘historiserend bouwen’ introduceert de schrijver van het artikel in ieder geval een hinderijke begripsverwarring. Ieder bouwen is ‘historiserend’. Dus wat mij betreft wordt deze term nooit meer gebruikt!
Het gaat om de randvoorwaarden die de karakteristiek uitmaken van een ruimtelijk systeem – of dat nu de negentiende-eeuwse bebouwing is of het A.U.P. in de Westelijke Tuinsteden. Deze zullen het uitgangpunt vormen voor het ontwikkelen van plannen. Bij vernieuwingsgebieden is er geen sprake van ‘ad hoc schoonheidsregels’, maar zullen de welstandskaders samen met het ontwikkelen van de stedenbouwkundige uitgangspunten moeten worden geformuleerd en door de stadsdeelraad goedgekeurd. Op deze wijze is ook een toets bij vernieuwingsgebieden mogelijk.
Tot slot: er is dus helemaal niets mis met het gekozen concept voor de nieuwbouw van het Alhambra aan de Weteringschans. De uitwerking kan het echter niet halen bij de kwaliteit van de inspiratiebronnen aan weerszijden. Kortom, het gaat om het toepassen van de aloude architectonische middelen. Om Vitruvius maar te citeren: een goed gebouw kenmerkt zich door een balans tussen functionaliteit (utilitas), degelijkheid/duurzaamheid (firmitas) en goede verhoudingen (venustas). De Commissie voor Welstand en Monumenten is altijd op zoek naar deze balans.
Paul Jongen,
secretaris gemeentelijke Welstandscommissie
en hoofd stedelijk bureau Welstandszaken
In het NUL20-artikel over de nieuwe welstandsnota’s is op geen enkele wijze een serieuze poging gedaan om uit te stijgen boven de borrelpraat die modernistische architecten onderling met elkaar plegen uit te wisselen. Het artikel stelt dat de kaasstolp over de historische binnenstad gaat. Bovendien zou de Welstandscommissie daar zeer ongelukkig over zijn. “Misschien hadden we de nota toch zelf moeten schrijven!” Architecten zouden onvoldoende ruimte krijgen om de “monumenten van morgen” te kunnen maken. De deur wordt in de historische binnenstad open gezet voor “lelijke reconstructies”: “Met historiserend bouwen sla je de plank helemaal mis”.
Allereerst moet geconstateerd worden dat het niet de taak van de Welstandscommissie is om architectuur voor te schrijven. De welstand heeft slechts de taak te beoordelen of de nieuwbouw ‘wel’ staat in de gebouwde context, ongeacht de stijl of architectuur die wordt toegepast. Historische nieuwbouw kan heel passend zijn en reconstructie is soms zelfs de beste oplossing als gevelwanden aangeheeld moeten worden. Bovendien heeft de welstand zich te houden aan de beoordelingscriteria die door het bestuur worden gesteld. Als het bestuur van mening zou zijn dat er slechts historiserend gebouwd mag worden, dan heeft de welstand zich daaraan te houden. Zo niet, dan kan het bestuur een welstandscommissie met een andere samenstelling kiezen. Het idee dat alleen architecten kunnen bepalen of iets mooi of lelijk is, of wel of niet passend is in de gebouwde omgeving, is niet van deze tijd. Dat doet mij denken aan een kunstpaus die ooit gezegd heeft dat alleen hij kan bepalen wat kunst is. De bevolking heeft dat vervolgens maar te slikken.
Dat gezegd hebbende, is het vervolgens de vraag of het werkelijk zo is dat de kaasstolp over de binnenstad gaat. Het antwoord is: neen. De nota doet geen uitspraken over de wenselijkheid van historiserend of aangepast bouwen. Nieuwbouw moet uiteraard wel aan bepaalde kaders voldoen, zoals maat en schaal en bepaalde objectieve karakteristieken die eeuwenlang het bouwen in de binnenstad hebben bepaald. Maar daar is niets mis mee en betekent geenszins dat architecten in hun creativiteit beknot worden. Het betekent ook geenszins dat er geen ‘monumenten voor de toekomst’ gebouwd zouden kunnen worden. De beroemdste resultaten van de Amsterdamse architectuurgeschiedenis, de grachtengordel en de Berlage-buurt, zijn immers onder strenge stedenbouwkundige kaders tot stand gekomen. Kortom, het verhaal van de kaasstolp is architectenbabbel.
Walther Schoonenberg,
voorzitter van de Vereniging Vrienden
van de Amsterdamse Binnenstad