Pas op met taakverbreding corporaties
Woningcorporaties breiden hun activiteiten uit naar andere sectoren van publiek belang en andere segmenten van de vastgoedmarkt. Maar waar houden de taken en activiteiten van woningcorporaties op? Moeten er grenzen aan worden gesteld? De Federatie van Amsterdamse Woningcorporaties (AFWC) wijdde er in juni haar jaarlijkse bijeenkomst De Ontmoeting aan. Vincent Gruis fungeerde daar als luis in de pels met zijn onderstaande column Tien redenen voor terughoudendheid. Evelien Tonkens antwoordt.
VOOR: ‘Gezonde dosis realisme is ook handig’
1. Amateurisme
Er zijn verschillende inspirerende voorbeelden, maar er is een groot verschil tussen de kopgroep en het peloton. Waar de voorlopers druk experimenteren, zijn veel andere corporaties nog bezig de gevolgen van de verzelfstandiging te verwerken binnen hun traditionele werkveld. Het is zeer de vraag of corporaties zich binnen enkele jaren op grote schaal kunnen omvormen tot effectieve brede maatschappelijke ondernemers.
2. Afleiding
De aandacht voor de nieuwe activiteiten kan veel energie vergen van de organisatie die afleidt van het vervullen van de kernactiviteiten.
3. ‘Disempowerment’ van partners
Een argument dat vaak genoemd wordt voor een bredere rol van corporaties is dat andere organisaties te weinig financiën, mensen en kennis hebben. Aan de ene kant is het lovenswaardig dat corporaties dan een bredere rol oppakken. Aan de andere kant speelt de bredere rolopvatting de ‘zwakte’ van de maatschappelijke partners juist in de kaart.
4 Irritatie
De bredere rolopvatting kan ook leiden tot irritatie bij maatschappelijke partners (Wat doet u eigenlijk op mijn terrein?). Corporaties worden dan een bedreiging, wat niet bevorderlijk is voor collegiale samenwerking.
5. Afbreukrisico’s
Een onduidelijke positionering van corporaties kan leiden tot afbreukrisico’s in het beleid. Zo kan de gemeente in de verleiding komen om taken en verantwoordelijkheden af te schuiven op corporaties, die vervolgens geen mogelijkheden of reden zien om deze taken zomaar over te nemen. Er is tevens een afbreukrisico voor corporaties die ‘vrijwillig’ de bredere verantwoordelijkheid nemen. Het beleid zal vroeg of laat van politieke legitimatie moeten worden voorzien. Als de gemeente zich te weinig co-eigenaar voelt van het beleid, is de kans groot dat er een politiek stokje voor wordt gestoken.
6 Geografische beperkingen
Corporaties zijn actief in veel probleemwijken, maar niet in alle wijken. Dit kan ertoe leiden dat bepaalde wijken onopgemerkt blijven. Verder bestaat het gevaar dat de wijkoverstijgende belangen buiten zicht blijven.
7 en 8: Pinnen en Pieten
De huidige, onduidelijke positionering maakt corporaties politiek kwetsbaar. Ze worden straks niet alleen meer gezien als pinautomaat, maar krijgen ook de zwarte piet toegeschoven als er van de integrale beleidsvoornemens onvoldoende terechtkomt.
9. Onbestuurbaarheid
Taakverbreding maakt controle op het presteren van corporaties (anders dan op het opmaken van geld) bijna onmogelijk. Het activiteitenveld wordt zo breed en de afwegingen tussen sociaal, fysiek en economisch ingrijpen zo ingewikkeld, dat een rationele beoordeling van het bestuur van corporaties een utopie wordt.
10. Maatschappelijk monopolisme
De overheid loopt het risico met corporaties haar eigen vervanger als brede maatschappelijke dienstverlener te scheppen, maar dan wel één die buiten haar controle staat. Als het straks fout gaat, zal de overheid rigoureus moeten ingrijpen, wat tegen die tijd vergaande gevolgen kan hebben voor het hele stelsel van maatschappelijke dienstverlening.
Slotopmerking
Het is leuker om positief in te steken, om mee te praten vanuit geloof en wil, maar soms is een gezonde dosis realisme ook handig. En verwart u dit niet met een toekomstvoorspelling. Wie weet kloppen we over tien jaar wel aan bij de leefcorporatie met de vraag: verhuurt u eigenlijk ook woningen?
Vincent Gruis is universitair hoofddocent Housing Management aan de TU Delft en senior adviseur bij ICP+ Consult BV. Hij ‘trekt’ de onderzoekslijn ‘Maatschappelijk Ondernemerschap en Voorraadbeleid van Woningcorporaties’ (zie www.move.bk.tudelft.nl). Deze column is mede gebaseerd op een artikel in Vitale Stad (nr.5, 2008).
TEGEN: ‘Hou op met dat kinderachtige grensconflictengedoe’
1.Inspiratie
Natuurlijk zijn er verschillen tussen corporaties, maar dat is geen reden voor terughoudendheid. Koplopers kunnen achterblijvers inspireren.
2. Verbreding
Corporaties hebben meerdere kerntaken. Natuurlijk moeten ze eerst en vooral zorgen voor voldoende goede en betaalbare woningen, maar meteen daarna komt de leefbaarheid en de sociale kwaliteit van de wijk. Die twee zaken hangen nauw samen, want in een slecht leefbare wijk verloederen de woningen; in een prettige wijk zorgen mensen zelf ook beter voor hun woning en de omgeving, zoals iedere corporatiemedewerker weet.
3.Vliegwiel
Waarom speelt het die zwakte in de kaart? Eerder kunnen corporaties juist door hun grotere slagkracht en doordat de overheid hen veel minder beperkingen oplegt, als vliegwiel functioneren in een wijk en zo ook het werk van de andere instellingen ondersteunen, faciliteren en verrijken.
4. Irritatie?
Zeker. Nederland gaat kapot aan kinderachtige grensconflicten. Te veel mensen vinden dat anderen niet op hun terrein mogen komen of dat ze iets zelf niet moeten of mogen doen, omdat dat eigenlijk de taak van een ander is. Precies daardoor vallen de problemen van zoveel burgers tussen wal en schip. Precies hierdoor worden burgers eindeloos van het kastje naar de muur gestuurd. Iedereen zou dus iets meer moeten doen dan eigenlijk zijn taak is. Organisaties zouden hun grenzen juist een beetje moeten overschrijden. Op de vraag ‘wat doet u op mijn terrein?’ moet het antwoord zijn: ‘Ik zorg dat er geen mensen en problemen tussen wal en schip vallen. En nodig u daarom uit op mijn terrein.’
5. Afbreukrisico’s?
Ja, als we doorgaan met het kinderachtige grensconflictengedoe. Corporaties kunnen gemeenten hier op aanspreken: juist op de grenzen tussen organisaties moet het druk worden in plaats van stil. Een betere afstemming van wonen, zorg en welzijn bijvoorbeeld kan alleen wanneer iedereen net even te veel doet. Wanneer corporaties zich ook bekommeren om de zorg en het welzijn van hun bewoners, wanneer zorg- en welzijnsinstellingen ook kijken naar de woonsituatie, wanneer welzijnsinstellingen zich bekommeren om klassieke zorgklanten als kwetsbare ouderen en gehandicapten. En wanneer gemeenten zich met dat alles bemoeien. Daarvan moet ook de gemeente overtuigd kunnen worden.
6. Geografische dekking
Corporaties zitten niet alleen in de ‘krachtwijken’ maar in alle probleemwijken. Alleen in rijke wijken zijn ze niet actief, maar daar is het ook niet nodig. Wijkoverstijgende belangen worden niet zo snel vergeten want corporaties hebben meer wijken onder hun hoede.
7en 8. Bewegingsruimte en slagkracht
Wat een zure stemming spreekt er uit dit ‘pinnen-en-pieten’-commentaar. Zo halen we nooit ergens goud. De onduidelijke positionering geeft corporaties ruimte en slagkracht die andere organisaties node missen. Laten ze daarvan gebruik maken. Integraal beleid blijft natuurlijk een verantwoordelijkheid van alle betrokkenen, het is echt niet moeilijk om dat uit te leggen.
9. Gewoon verantwoording afleggen
Er komen meer punten om een corporatie op te beoordelen. Nou en? Corporaties zijn prima in staat om over meerdere onderwerpen verantwoording af te leggen.
10.Vermijd bureaucratie
Gebrek aan overheidscontrole is inderdaad een reëel probleem, dat zich in de zorg nu al voordoet. De overheid geeft daar aan de ene kant verantwoordelijkheid weg, maar wil er evenveel controle over houden en komt dus met steeds meer gedetailleerde bureaucratische eisen. Welzijnsorganisaties worden bijna volledig door de overheid gedicteerd en afgeknepen. Om een dergelijk lot te voorkomen, is van cruciaal belang dat corporaties hun bemoeienis met welzijn en zorg als hun eigen verantwoordelijkheid neerzetten, die volgt uit hun verantwoordelijkheid voor de wijken en hun bewoners. Zij moeten van meet af aan duidelijk maken dat zij het alleen kunnen doen als zij daar zelf invulling aan mogen geven en niet worden afgerekend op gedetailleerde prestatie-indicatoren die de overheid vanaf de eigen schrijftafel oplegt. Als hun positie net zo benard wordt als die van welzijnsinstellingen, komt er van kracht- en prachtwijken weinig terecht.
Slotopmerking
Realisme is wel vaker een duur woord voor een slecht humeur.
Evelien Tonkens is onder andere bijzonder hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam en columnist bij de Volkskrant.