Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Eerste verdieping
Utrecht weet creatieven beter vast te houden dankzij ruimer woningaanbod
Creativo's in de verdrukking?

Amsterdam heeft qua voorzieningenniveau alles in zich om creatieve stad nummer een te zijn. Het is echter niet de hoofdstad, maar de gemeente Utrecht die het hoogste aantal creatieven telt. Stagnatie op de woningmarkt en trage realisatie van nieuwe woon/werkpanden maken het lastig om de creatieve klasse aan de stad te binden. Het smeden van allianties tussen bedrijfsleven en creatieve sector moet het tij keren. Maar bovenal moet de stad toegankelijker worden voor het middensegment.

In navolging van het programakkoord 2002-2006 verscheen dit voorjaar de nota ‘Amsterdam, ruimte voor talent’. Hierin zijn de knelpunten vastgelegd die de ontwikkeling van de stad bedreigen. Een van die knelpunten is de slechte toegankelijkheid van de stad voor nieuw talent, waar de creatieve klasse een belangrijk onderdeel van uitmaakt. Volgens Frits Huffnagel, VVD-wethouder Economische Zaken en Financiën, is de aanwezigheid van een flink potentieel aan creatievelingen onontbeerlijk voor een gezonde economie.
Huffnagel: “Dat de creatieve klasse van groot belang voor de stad is, blijkt wel uit het feit dat de drie speerpunten van citymarketing ‘creativiteit, innovatie en handelsgeest’ zijn. De stad heeft gelukkig al veel bedrijven binnengehaald op het gebied van architectuur, mode en design. Zo is bijvoorbeeld onlangs nog het hoofdkantoor van Mexx in de stad gevestigd. Volgens de directeur is dat besluit vooral genomen omdat Amsterdam een ‘cool’ imago heeft.”

Broedplaatsen: “Wat we in elk geval niet meer willen is alleen met de subsidiepot zwaaien”

Belangrijkste bottleneck bij het binnenhalen en binnenhouden van de creatieve klasse is volgens de wethouder het gebrek aan woningen voor het middensegment. “Tot 2006 moeten we ons houden aan het collegeprogramma, waarin is vastgelegd dat er dertig procent sociale woningbouw moet worden gepleegd. Ik voorspel dat daar een kentering in komt na de volgende verkiezingen. Wat dat betreft zijn de dogma’s tegenwoordig wat minder scherp.”
Hoewel Amsterdam zegt groot belang te hechten aan de aanwezigheid van een creatieve klasse, is onlangs flink gesneden in het budget van onder meer de podiumkunsten. Huffnagel: “Het zijn nu eenmaal financieel wat mindere tijden en er moet op veel fronten bezuinigd worden. Maar als je kijkt naar Rotterdam, dan valt het hier nog wel mee wat betreft de bezuiniging op de culturele sector. Amsterdam zal er alles aan moeten doen om zijn aantrekkelijke imago te behouden. De creatieve klasse kijkt namelijk eerst waar het leuk wonen is. Werk komt op de tweede plaats.”

Club van Amsterdam

Een groep vertegenwoordigers van Amsterdamse culturele en economische instellingen startte begin dit jaar de Club van Amsterdam, een stichting in oprichting met inmiddels 130 leden. Met financiële steun van onder meer de gemeente, de Kamer van Koophandel en Stichting Doen is een pilot opgezet van twee jaar. Hoofddoel is om creatieven en ondernemers via een netwerkcircuit samen te brengen. Peik Suyling van de stichting Young Designers is een van de initiatiefnemers. “Het is altijd heel moeilijk geweest voor creatieven om de zakelijke wereld te bereiken en andersom. Wij willen die groepen samenbrengen. Het belangrijkste doel is om werk te genereren. Dat kun je doen door de relatie tussen creatief en ondernemend potentieel in Amsterdam en de regio steviger aan te halen.”
Maar wie zijn nou eigenlijk die creatieven? Daphne Pappers, medecoördinator van de club: “Het criterium is dat iemand een creatief beroep uitoefent en dat kan variëren van beeldend kunstenaar tot ICT-er. Maar belangrijker dan dat is de bereidheid om over je eigen grenzen heen te kijken en die van anderen te verkennen. Door deze kruisbestuiving ontstaan nieuwe ideeën waarmee de stad vorm gegeven kan worden en waardoor ook de economie nieuwe impulsen krijgt.”
De eerste bijeenkomst werd in juni gehouden in Club 11, het trendy café-restaurant op de hoogste verdieping van het voormalige TPG-gebouw. Op die bijeenkomst sprak onder anderen Maarten Pel, senior beleidsmedewerker strategie en innovatie van woningcorporatie de Alliantie waar de Dageraad deel van uitmaakt. Volgens Pel moeten corporaties meer netwerken. “Ik merk dat bij andere partijen vaak misvattingen bestaan over de taak van woningcorporaties. We zijn allang meer dan alleen woningdistributeur. Corporaties hebben eigen opvattingen over de vormgeving en de algehele ontwikkeling van de stad en willen daar graag over meepraten. Het ontbreekt ze echter vaak aan goede netwerken, waardoor veel zaken onder de oppervlakte blijven.”
Pel denkt dat de bijeenkomsten van de Club van Amsterdam vruchten af kunnen werpen. “Door te praten met mensen uit andere bedrijfstakken, uit de creatieve hoek en met beleidsmakers krijg je nieuwe inzichten waarmee je je voordeel kunt doen op het gebied van stedelijke ontwikkeling. In plaats van sloop zou je bijvoorbeeld een flat in een achterstandswijk in handen kunnen geven van kunstenaars om te zien hoe dat zich ontwikkelt. Maar eerst en vooral moet Amsterdam toegankelijker worden. Dat kun je bereiken door een alternatief te bedenken voor die eeuwige wachtlijsten voor onder meer woningen, kinderopvang en parkeervergunningen.”

Lokale werkgelegenheid

In praktisch alle recente publicaties over dit onderwerp wordt verwezen naar de Amerikaan Richard Florida, de schrijver van ‘The rise of the creative class’. Een van Florida’s stokpaardjes is dat niet zozeer hoogopgeleiden de motor zijn achter de moderne economie, maar een veel bredere groep die creatief is en innovatieve ideeën heeft. Die creatieve klasse laat zich in haar woonplaatskeuze niet alleen leiden door de plek van het werk, maar vooral door de aanwezigheid van een historisch karakter en een groot cultureel en culinair aanbod. In het kort komt het er op neer dat de aanwezigheid van een groot potentieel creatieven de werkgelegenheid bevordert en dus de economie versterkt.

Frits Huffnagel: “Tot 2006 moeten we ons nog houden aan dertig procent sociale woningbouw.
Ik voorspel dat daarna een kentering komt.”

Veel gemeentebestuurders, ook in Amsterdam, hebben de theorieën van Florida inmiddels omarmd. Volgens de ruimtelijk/economische onderzoekers Gerard Marlet en Clemens van Woerkens moeten die bestuurders er echter voor waken kostbaar stedelijk beleid te baseren op Florida’s theorie. In de nieuwste Atlas voor Gemeenten doen Marlet en Van Woerkens een voorzichtige eerste poging de creatieve klasse van Nederland te construeren. Een van de conclusies is dat de Amerikaanse situatie niet te vergelijken is met de Nederlandse, alleen al om het feit dat de Nederlands steden veel dichter bij elkaar liggen en veel mensen in de ene stad werken en in de andere wonen. Wel blijkt uit het onderzoek dat in Nederlandse steden met een grote creatieve klasse, meer groei is van de lokale werkgelegenheid.
Volgens cijfers uit de Atlas voor Gemeenten behoort in Utrecht 33 procent van de beroepsbevolking tot de creatieve klasse, gevolgd door Leiden en Nijmegen. In Amsterdam, dat wat voorzieningenniveau betreft voldoet aan alle voorwaarden om creatieve stad nummer een te zijn, behoort slechts 27 procent van de beroepsbevolking tot diezelfde klasse. In totaal gaat het in de hoofdstad om ongeveer 90 duizend mensen met een creatief beroep. Dat aantal is de afgelopen jaren iets gedaald.
Volgens Clemens van Woerkens slaagt Utrecht er vooral beter dan Amsterdam in om creatieven aan zich te binden en vast te houden vanwege het grotere woningaanbod. Van Woerkens: “Die groep, die volgens onze definitie varieert van arme kunstenaars tot ICT-managers, wil heel graag in Amsterdam wonen, maar dat is op dit moment zo goed als onmogelijk. Dat de steden een aantrekkelijke woonplaats willen zijn voor creatieven is zo gek nog niet, maar de hamvraag is hoe ze die groepen aan zich kunnen binden. In elk geval niet door te snijden in de budgetten voor podiumkunsten zoals Amsterdam nu doet. Want naast een gevarieerd woningaanbod zijn juist dat soort voorzieningen – en ook de bereikbaarheid daarvan - heel belangrijk om bepaalde groepen aan de stad te binden.”

Vastgoedkunsten

Een van de manieren waarmee de gemeente probeert een culturele exodus te voorkomen, is via het creëren van zogeheten broedplaatsen. Tientallen miljoenen euro’s subsidie zijn inmiddels gestoken in het broedplaatsbeleid dat in 2000 van start ging. Sindsdien zijn er ongeveer vierhonderd betaalbare ateliers bijgekomen. Door gebrek aan beschikbare panden zijn er echter minder woon/werkpanden gerealiseerd dan bij aanvang werd verwacht. En ook de combinatie van wonen en werken is er bij de meeste projecten bij ingeschoten, omdat deze combinatie in strijd was met bestemmingsplannen.
Maar volgens Jaap Schoufour, projectleider van Broedplaats Amsterdam, biedt de vastgoedmarkt momenteel weer meer mogelijkheden voor nieuwe initiatieven. “Bovendien gaan we ons als projectgroep veel meer richten op bemiddeling tussen de kunstenaars en de vastgoedwereld. We krijgen dus meer een ondersteunende taak. Het hoofddoel blijft echter overeind: het toevoegen van betaalbare atelierruimte aan de stad.”
Het aanbieden van expertise wordt een van de hoofdtaken van het projectbureau. Schoufour: “We willen de kunstenaarswereld aansporen om groepsgewijs de vastgoedmarkt op te gaan. Daarvoor willen we een cursus Vastgoedkunsten opzetten. Is er een pand gevonden en overeenstemming bereikt, dan kunnen de toekomstige gebruikers altijd nog aankloppen voor subsidie. Zo is het bijvoorbeeld ook gegaan met de groep kunstenaars die werkruimte had in de voormalige GVB-hallen in de Kinkerbuurt, maar daar in januari uit moest. Zij zijn met steun uit het broedplaatsbudget verhuisd naar een nieuw pand in de Elektronstraat. Wat we in elk geval niet meer willen is alleen met de subsidiepot zwaaien. Dat leidt vaak tot teleurstellingen.” Komend najaar besluit de gemeenteraad of de volgende vijf jaar 2,8 miljoen euro per jaar beschikbaar komt voor het broedplaatsbeleid. Schoufour verwacht dat eind 2005 in totaal 35 locaties met meer dan duizend werkruimten gerealiseerd zijn.

Uiterst moeizaam

De oogappel van het broedplaatsbeleid is de ontwikkeling van het NDSM-terrein in Noord. Deze culturele werkplaats van dertigduizend vierkante meter is het grootste en duurste project van Broedplaats Amsterdam. De verbouwing van de enorme loodsen verloopt, ondanks de miljoenen euro’s subsidie, door eindeloze vergunningprocedures uiterst moeizaam. Het Projectmanagementbureau heeft vorig jaar het plan van aanpak van stichting Kinetisch Noord goedgekeurd. En inmiddels is twintigduizend vierkante meter dak van de Docklandshal vernieuwd. Maar daarmee is nog maar een fractie van de werkzaamheden verricht. In totaal behelst het plan tien afzonderlijke bouwprojecten.
Eva de Klerk is een van de initiatiefnemers van Kinetisch Noord. “We hebben op dit moment genoeg subsidie om bijna driekwart van de bouwprojecten te kunnen financieren. Maar we hebben vooralsnog alleen voor de Oostvleugel – waar onder meer theaterwerkplaatsen komen – een bouwvergunning gekregen. Daar hebben we twee jaar op moeten wachten, omdat het plan volgens de brandweer niet aan de veiligheidseisen voldeed.”
Het wrange is volgens De Klerk dat de stichting vorig jaar een aanmoedigingsprijs van het ministerie van VROM ontving, juist omdat het plan niet past in de huidige regelgeving. “Het is heel dubbel; aan de ene kant word je overladen met subsidies en zelfs een prijs, aan de andere kant word je beknot in de uitvoering van je plannen. Dat werkt allemaal erg demotiverend. En zolang de gebouwen niet klaar zijn, kunnen we niets organiseren en komt er ook geen geld binnen.”
Op dit moment wordt er een monumentenstatus aangevraagd voor de voormalige scheepswerf. De grootste ambitie is om uiteindelijk ook woningen voor kunstenaars op het terrein te kunnen bouwen. De Klerk: “Het zou heel mooi zijn als de stichting straks opdrachtgever kan zijn voor de bouw van woningen. Maar dan zouden er eigenlijk twee nieuwe wetten moeten komen. Een wet die in alle gevallen de combinatie wonen en werken mogelijk maakt en een wet die er in voorziet dat je op vervuilde grond mag bouwen en wonen want het NDSM-terrein is zwaar vervuild, maar grondsanering is onbetaalbaar.”

Nieuwe intiatieven

Dat de stedelijke ontwikkeling in al zijn facetten van belang wordt geacht voor de creatieve klasse blijkt uit twee initiatieven. Na de zomer organiseert de Club van Amsterdam een nieuwe bijeenkomst waarbij de nadruk zal liggen op de ontmoeting tussen projectontwikkelaars en creatieven. Peik Suyling: ‘Het doel van die bijeenkomst is om ideeën voor nieuwe allianties tussen ondernemers – waaronder projectontwikkelaars – en creatieven een stap verder te brengen.”
Collectief de Nachtwacht, dat vorig jaar werd opgericht ‘ter emancipatie van de stedelijke nacht’, komt in het najaar met een website waar creatieven wegwijs worden gemaakt in de wereld van de projectontwikkeling. Anne Hemker van de Nachtwacht (tevens een van de sprekers op de bijeenkomst van de Club van Amsterdam): “Er is in het recente verleden heel onzorgvuldig omgesprongen met vrijplaatsen die er waren in de stad, terwijl juist die plekken heel belangrijk zijn om samen initiatieven te ontplooien. Er zijn echter nog genoeg panden van projectontwikkelaars die als tijdelijke vrijplaats kunnen worden ingericht. Die twee groepen moeten elkaar echter wel kunnen vinden. Dat hopen we met de website te bereiken.”

Janna van Veen