Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Derde verdieping
Vorig interventieprogramma jongerenhuisvesting dateert uit 1975
HAT-eenheden leven voort
Ook in de jaren zeventig was de woningnood onder name jongeren hoog. Ook al omdat het woonrecht omlaag ging van 21 naar 18. Onder toenmalig staatssecretaris Marcel van Dam werden met een flinke rijkssubsidie tienduizenden zogenaamde HAT-eenheden gebouwd. Lang niet altijd wonen daar nog jongeren in. De AWV heeft inmiddels plannen deze woningen weer terug te geven aan de groep voor wie ze in eerste instantie waren bestemd: de jongeren.
Tegenwoordig wordt de term HAT-eenheid nog regelmatig gebruikt om kleine woningen aan te duiden, maar officieel is de regeling Huisvesting voor Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens in 1995 stopgezet. De toenmalige staatssecretaris van Volkshuisvesting Marcel van Dam (later minister van hetzelfde departement) lanceerde in 1975 een nota onder die titel. Het streven was om landelijk 110 duizend van dit soort kleine, gesubsidieerde woningen te bouwen voor jongeren die zelfstandig wilden wonen en voor ouderen die behoefte hadden aan een kleinere woning. Uiteindelijk werden er 77 duizend HAT- eenheden (ook wel Van Dam-eenheden genoemd) gerealiseerd.

Marcel van Dam herinnert zich nog de directe aanleiding: “behalve dat er algemeen sprake was van grote woningnood was het ook zo dat jongeren in die tijd in plaats van op hun 21e al op hun 18e recht kregen op zelfstandige woonruimte. Dit had tot gevolg dat er veel meer kleine woningen nodig waren.”

Volgens Van Dam zouden er ook nu veel meer kleine, betaalbare woningen voor jongeren moeten worden gebouwd. “Maar het probleem op dit moment is dat de overheid de huisvesting aan de markt over laat. In de jaren zeventig was het nog zo dat iedereen recht had op een goede woning, maar tegenwoordig is dat eigenlijk alleen weggelegd voor mensen met genoeg geld. Jongeren vallen daardoor vaak buiten de boot.”

Harry Groenemijer, nu stafmedewerker Wonen bij woningstichting De Key, kreeg met de HAT-eenheden te maken toen hij eind jaren tachtig bij de Stichting Studentenhuisvesting werkte. “Het aanbod aan HAT-eenheden was erg eenzijdig: alle kamers waren twaalf vierkante meter en er waren gemeenschappelijke douches, toiletten en een keuken en dat was het dan. Er is toen een HAT-verbouwprogramma gestart waarbij er bijvoorbeeld een extra kamertje werd toegevoegd. Maar ze mochten ook weer niet te groot worden, want dat belemmerde de doorstroming. En dat is ook het probleem met veel starterwoningen van nu: die zijn eigenlijk te groot en dan gaan de mensen niet meer weg.”

Hoeveel HAT-eenheden er uiteindelijk in Amsterdam zijn gebouwd is niet te achterhalen. Groenemeijer weet wel dat veel van die kleine woningen als extra woonlaag zijn toegevoegd aan nieuwbouw en bestaande bouw. “Het voordeel daarvan was dat je op vrij eenvoudige wijze woningen aan de voorraad kon toevoegen. En een ander groot voordeel was dat je geen lift hoefde te bouwen omdat de jongeren die er kwamen te wonen die trappen wel konden lopen.”

Carolien Janssen, hoofd afdeling Verhuur van de AWV, meldt dat deze woningcorporatie nog steeds bijna 330 HAT-eenheden in de verhuur heeft. “Dat zijn voornamelijk zelfstandige eenheden die toentertijd en nu nog steeds via de normale weg – tegenwoordig dus via Woningnet - worden toegewezen. Ook hebben we onzelfstandige eenheden in bezit. Dat zijn woningen met gemeenschappelijke voorzieningen. Hiervoor geldt het zogenaamde coöptatierecht. Dat houdt in dat de bewoners bij mutatie zelf een nieuwe huurder mogen voorgedragen.” Daarin hebben zich allerlei woonvormen ontwikkeld, van woongroepen tot meergezinswoningen. Want dat is het lastige: hoe zorg je dat jongerenhuisvesting beschikbaar blijft voor jongeren.

Bij de AWV worden nu echter plannen gemaakt om die woningen weer te bestemmen voor de oorspronkelijke doelgroep: al dan niet studerende jongeren. Janssen: “Maar ze kunnen ook als satelietwoning dienen, bijvoorbeeld in de buurt van een jongerenfoyer waar, indien nodig, begeleiding aanwezig is.”

Janna van Veen