Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote steden bepleiten vereenvoudigde woningwaardering

Image

De hoogte van de huren moet niet eenzijdig op basis van 4,5 procent van de WOZ-waarde worden berekend, zo schrijven wethouders van Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht in een gezamenlijke brief aan minister Blok voor wonen. Zij pleiten voor een vereenvoudigde woningwaardering. Ook zijn de G4-gemeenten voor een andere grondslag voor de verhuurderheffing.
De vier grote steden zijn bezorgd over het voorgenomen regeringsbeleid. Door huurbeleid en heffing wordt de mogelijkheid van corporaties en particulieren om te investeren ernstig aangetast. Sommige corporaties zullen zelfs in financiële moeilijkheden komen. Dat geldt bijvoorbeeld voor corporaties met veel starterswoningen en studentenhuisvesting, terwijl er in de grote steden wel een grote investeringsopgave ligt. Tegelijk komt volgens hen de betaalbaarheid voor de bewoners onder druk te staan. Het voorstel om de maximale huur te bepalen op 4,5 procent van de WOZ-waarde betekent bijvoorbeeld dat in Amsterdam - met een hoge marktdruk - de maximale huur sterk zal stijgen.
In een brief aan minister Blok stellen zij daarom voor de hoogte van de huren niet eenzijdig te bepalen op basis van 4,5 procent van de WOZ-waarde. De maximaal redelijke huur kan wat hen betreft beter worden bepaald aan de hand van een basishuur en drie kenmerken: het woonoppervlak, het energielabel en de WOZ-waarde per m2. In het door RIGO Research en Advies ontwikkelde alternatief ontstaat een minder grote breuk met de huidige manier om de maximale huur te bepalen. Tegelijkertijd geeft het alternatief volgens de wethouders meer uitdrukking aan de verschillen in marktpositie van verschillende typen woningen. In Amsterdam kan de betaalbaarheid zo beter worden gegarandeerd.
Ook pleiten de wethouders van de grote vier steden voor een andere grondslag voor de verhuurderheffing. Zij hebben bijzonder hoogleraar woningmarkt Johan Conijn (Ortec Finance) een verkenning laten doen. Als op basis van het eigen vermogen wordt gekeken naar bijvoorbeeld de bedrijfswaarde en de rentedekkingsgraad, dan is het makkelijker de sterkste corporaties de zwaarste lasten te laten dragen.
De voorgestelde verhuurderheffing houdt ook geen rekening met de investeringsopgaven. Daarom moet in het systeem een investeringsprikkel worden ingebouwd. De G4-gemeenten denken daarbij aan een simpele investeringsaftrek in het bijzonder voor investeringen die bijdragen aan verduurzaming van de woningvoorraad. Ook moeten nieuwe investeringen die leiden tot netto-uitbreiding van het corporatiebezit worden vrijgesteld van de heffing. Tenslotte geven de wethouders minister Blok in overweging de stijging van de gevraagde verhuurderheffing over een langere periode uit te smeren.