Vanaf 1 juli wordt het woningwaarderingstelsel aangepast voor monumentwoningen. Rijksmonumenten krijgen er 50 punten bij. Dit heeft tot gevolg dat praktisch alle monumentale huurwoningen wat punten betreft in de vrije sector terechtkomen. Onder voorwaarden kunnen ook de huurprijzen van woningen in een beschermd stads- en dorpsgezicht met 15 procent worden verhoogd. Deze aanpassing volgt uit een rijksbesluit van 13 oktober 2012.
De verhoging met 50 punten geldt voor woningen die bestaan uit of deel uitmaken van een zogeheten 'beschermd monument'. De huren van deze woningen kunnen bij nieuwe verhuur fors worden verhoogd. In veel gevallen zal de maximale huurprijs boven de liberalisatiegrens (=681 euro) uitkomen. Bij woningen die in eigendom van woningcorporaties zijn, zal het van het voorraadbeleid van de betreffende corporatie én de gemeentelijke prestatieafspraken afhangen of de woningen in de sociale sector blijven.
Overigens gold in de praktijk voor monumenten landelijk al een opslag van 30 procent op de maximale huurprijs, terwijl de Huurcommissie in Amsterdam de lijn volgde dat noodzakelijke investeringen in monumenten mochten worden doorberekend in de huurprijs. Ook de kantonrechter in Amsterdam volgde bij geschillen die lijn. Voor verhuurders pakte dit in de praktijk gunstiger uit dan de 30 procent regeling. De regering wil met de nieuwe 50 procent regeling de gewildheid van monumentenwoningen tot uiting brengen.
Ook de huren van woningen die behoren tot een beschermd stads- en dorpsgezicht (Monumentenwet 1988) mogen vanaf 1 juli met 15 procent worden verhoogd bij nieuwe verhuring. Het gaat daarbij om voorlogse woningen waarvoor de eigenaar aantoonbaar investeert om de monumentale waarde in stand te houden.