De Amsterdamse wethouder Freek Ossel uitte eerder stevige kritiek op het regeerakkoord. Een uniform landelijk beleid is volgens hem niet houdbaar. De regionale verschillen zijn te groot. Met nieuw onderzoek willen de grote steden duidelijk maken wat de gevolgen zijn van de voorgestelde maatregelen.
U uitte eerder stevige kritiek op de woonparagraaf van het regeerakkoord. Het plan om de huren alleen afhankelijk te maken van de woz-waarde noemde u zelfs een kardinale fout. Zo’n maatregel betekent op termijn het einde van betaalbare huurwoningen binnen de Amsterdamse Ring. Wat gebeurt er achter de schermen om dat te voorkomen?
Ossel: “We hebben inderdaad grote zorgen. Veel zal afhangen van de details en de fasering. Voorlopig is alleen de verhuurderheffing voor 2013 een feit. Er is dus gelukkig nog gelegenheid om over het voetlicht te brengen hoe de voorgestelde maatregelen uitpakken voor Amsterdam. Dan heb ik het over verdergaande segregatie, de betaalbaarheid van het wonen, studentenhuisvesting, het investeringsvermogen enzovoort. Ja, we lobbyen. Dat is belangrijk, maar dat werkt alleen maar als je realistische uitgangspunten hebt. Wij beseffen ook dat de zaken er anders voor staan dan een aantal jaren geleden.”
“Een andere lijn is dat we in G4-verband samenwerken om scenario’s op te stellen van de effecten voor de grote steden. Dat doet Johan Conijn voor ons. Wanneer loopt wat uit de hand? Met welke fasering of maatregelen zijn de negatieve effecten te beperken? Om dat soort vragen gaat het. Wij doen dat mede om duidelijk te maken dat het verstandig is om beleid te differentiëren. De verschillende woongebieden in Nederland verschillen zo veel van elkaar dat je niet met generieke plannen kunt komen. Wij willen precies in beeld brengen wat de consequenties voor de grote steden zijn. Daar kun je dan over in gesprek. Over de impact van de woz-grondslag, maar ook over de invulling van een huursombenadering.”
Ondertussen werken we ook aan nieuwe afspraken met de corporaties. Het afsprakenkader van ‘Bouwen aan de Stad’ zal aangepast moeten worden aan de nieuwe situatie. Dan gaat het niet alleen om de aanbiedingsafspraken en de omvang van de betaalbare voorraad maar ook de groei van het middenhuursegment.”
Studentenhuisvesting
Door de koppeling van de huren aan de woz-waarde is het onmogelijk geworden om studentenhuisvesting te bouwen. De kamerhuur wordt te laag. Wat is uw advies aan minister Blok als de afschaffing van het puntenstelsel overeind blijft?
Ossel: “Wij stellen voor een apart huurregime te creëren voor studentenwoningen die via een campusconstract worden verhuurd. Dat zou ook moeten gelden voor vergelijkbare onzelfstandige woonvormen. Dat kost het Rijk wel wat meer aan huurtoeslag, maar het alternatief is dat er helemaal niet meer wordt gebouwd. Er staat heel veel op het spel. Het is een investering in onze studenten, de kenniseconomie en de universiteitssteden. We zijn net bezig met een enorme inhaalslag. Laten we zo’n regeling gebruiken om tot investeringsafspraken te komen met de studentenhuisvesters van deze wereld. Dat helpt dan gelijk om de bouwsector nog enigszins aan de gang te houden de komende jaren.”
De afschaffing van het puntenstelsel brengt in Amsterdam ook de ontwikkeling van de zo gewenste huurstudio’s in gevaar. Het exploitatierisico neemt toe als huren afhankelijk worden van de woz-waarde. Heeft u daarvoor ook een panklaar advies aan de minister?”
Ossel: “Je kunt deze kwestie niet los zien van de algemene toepassing van het nieuwe huurregime. Dat soort vragen - ook bijvoorbeeld over de huursombenadering - moet de minister beantwoorden.
Ik hecht eraan naar voren te brengen dat het voor de stad belangrijk is een substantieel middenhuursegment te krijgen om een gezond ademend woningmarktsysteem te krijgen. Dat is een van de redenen dat we die pilot inkomensafhankelijke huur doen. En ja, wij vinden dat in Amsterdam het ook tot de taak van corporaties hoort om in dat segment actief te zijn.”
Strafexpeditie
Over de corporaties gesproken. Het hele regeerakkoord lijkt een strafexpeditie tegen hen. “Corporaties moeten weer dienstbaar zijn aan het publieke belang”, staat er zelfs in verwijtende toon. Deelt u die rancune? Hebben ze het verdiend?
Ossel: “Ik deel die toon niet. Maar als je kijkt naar alle incidenten in Nederland is er alle reden om corporaties dichter bij hun kerntaken te houden. Strakker toezicht lijkt mij verstandig, beperking van de topsalarissen ook. Maar in mijn ervaring zijn het over het algemeen maatschappelijke organisaties die zich ook bezighouden met het publieke belang.”
De mantra is: corporaties moeten zich beperken tot hun kerntaken. Minister Blok gaat daarin ver. Met leefbaarheid moeten corporaties zich maar niet meer bezighouden, zegt hij in een interview in Aedes Magazine. Waar legt u de grens?
Ossel: “Corporaties zijn er primair voor het bouwen en beheren van sociale huurwoningen. Maar ik heb er geen problemen mee als ze, zeker in vernieuwingsgebieden, koopwoningen bouwen. En in de Amsterdamse regio hebben we corporaties ook nodig om middensegment huurwoningen te bouwen en te verhuren. Dat de minister de leefbaarheid van wijken een overheidstaak noemt, begrijp ik vanuit zijn ideologische achtergrond. Maar ik heb moeite met absolute stellingnames op dit thema. Kijk gewoon naar de praktijk. Ik ken buurten die zonder corporatie-inbreng prima functioneren. Maar als je kijkt naar de aanpak van de Kolenkitbuurt of Holendrecht, dan verbetert de leefbaarheid daar alleen maar omdat corporaties daar ook hun verantwoordelijkheid nemen. En het is inmiddels in termen van gebiedsontwikkeling ook een bewezen businessfilosofie van corporaties. Kijk naar de Indische Buurt.”
“Er is een tijd geweest dat corporaties ook door ons werden aangesproken om te investeren in brede scholen, publieke voorzieningen, allerlei maatschappelijk vastgoed, enzovoort, enzovoort. Die tijden zijn voorbij. Corporaties moeten zich concentreren op hun kerntaken, maar het lijkt me zeer onverstandig als je corporaties verbiedt breder te investeren in de leefbaarheid van wijken.”
“Corporaties komen onder directe aansturing van gemeenten. Gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners krijgen extra bevoegdheden”, staat er in het regeerakkoord. Welke bevoegdheden mist de wethouder van Amsterdam nu node?
Ossel: “We hebben in Amsterdam sinds jaar en dag een praktijk waarbij de verschillende woonpartijen - corporaties, gemeente en huurdersorganisaties - afspraken met elkaar maken. Dat werkt. Maar ik ben wel blij dat wij een extra verantwoordelijkheid krijgen om uiteindelijk knopen door te hakken, als dat nodig mocht zijn. Maar dit gezegd hebbende, als je het hebt over dwingende afspraken, praat je wel over de portemonnee van de corporatie. We nemen niet de financiële verantwoordelijkheid over van corporaties. Afspraken moeten wel financieel haalbaar zijn.
Het is volgens mij winst als één partij als primus inter pares het algemeen belang vertegenwoordigt. Ik denk dat we dan nog meer in staat zijn om regie te voeren. Niet alleen over bouwprogramma’s of de wijkaanpak, maar ook over zaken als onderhoudsniveaus. Het valt me trouwens ook op dat steeds meer corporaties graag willen dat we meedenken over hun investeringen.”
Als we u dan eens in de cockpit van de corporaties zetten. Als zij door de verhuurderheffing voor de keuze komen te staan om een betaalbare voorraad in stand te houden óf te investeren in nieuwbouw. Waar legt u dan de prioriteit?
Ossel: “Er is geen corporatie die wil ophouden met investeren. Maar stel dat je nauwelijks meer middelen hebt - en we hebben zulke corporaties in de stad - dan moet je er primair voor zorgen dat de woningen die je hebt betaalbaar blijven en fatsoenlijk onderhouden.”