In Ruigoord ... ben ik bijna dertig jaar geweest. Als dit nummer verschijnt, is mijn verblijf afgelopen; ik ben de laatste ingeschreven bewoner en ga binnenkort over naar een nieuwe woning in de stad.
In Ruigoord ... ben ik bijna dertig jaar geweest. Als dit nummer verschijnt, is mijn verblijf afgelopen; ik ben de laatste ingeschreven bewoner en ga binnenkort over naar een nieuwe woning in de stad. Toen we het dorpje kraakten in juli 1973 kon niemand voorzien dat het zo zou lopen. We dachten dat het drie dagen zou duren, toen drie weken, drie maanden, een helderziende voorspelde drie jaar. Het dorpje was half gesloopt, de weilanden en akkers waren onder opgespoten zand verdwenen. Als het waaide was je in de woestijn. Maar het was een uitdaging, een gevecht om dat leefbaar te maken. Zulke dingen hielden je bezig in die tijd. Anderen gingen naar Drenthe of de Pyreneeën om dat mee te maken. Geleidelijk kreeg de natuur een greep op het zand en op de schrale grond ontstond een vermenging van zandland, kreupelhout, moerasgrond en grasland met een ongekend rijke flora en fauna. Niemand schonk er aandacht aan en het werd onze tuin en speelterrein. Uiteindelijk voelden we ons de hoeders van een wild natuurgebied.De nieuwe bewoners vormden op den duur een gemeenschap, die zich vooral kenmerkte door het ontbreken van een vast leiderschap. Deze totaal uitlopende individualisten duldden geen ‘leiders’, wel ‘woordvoerders’. Wie leidersneigingen kreeg moest inbinden. Vaak zag je dat iemand last kreeg van het onmisbaarheidssyndroom, het ‘zonder mij stort alles in’ gevoel. Als diens taken dan overgenomen werden door een ander zag je dat alles gewoon doorging.
De dorpsbevolking was nooit constant, veel bewoners maakten lange reizen en lieten anderen in hun huisjes wonen. Er waren talloze tijdelijke bewoners, die in het dorp neerstreken om te herstellen van de slagen des levens. In de loop der jaren moeten het er enkele honderden zijn geweest, die van een week tot een aantal maanden of enkele jaren in Ruigoord verbleven. Dat gaf veel afwisseling en verandering, wat nodig was, want in een klein dorp heb je intensief contact met elkaar, dus raak je ook op elkaar uitgekeken. Voor mij was dit spel, of experiment, of avontuur, alleen maar mogelijk omdat het zich op twaalf kilometer van de Dam afspeelde. Omdat er een bus op loopafstand was die mij in vijfentwintig minuten naar het hartje van de stad bracht, met z’n winkels en markten, theaters, bibliotheken, restaurants en bioscopen. Ik moet er bij zeggen dat ik jarenlang nauwelijks in Amsterdam kwam. Haarlem is ook een heel prettige stad en vanuit Ruigoord net zo ver.
We wilden anderen laten delen in onze weelde en we organiseerden (vrijwel zonder geld) vliegerfeesten, landjuwelen, vollemaansfeesten en andere festivals, waarbij vele honderden gasten op de vlakte kampeerden. Zonder vergunning. Een keer is er een complete zomerstad ontstaan met nachtclubs, cafés, restaurants, winkels en theaters, waar tien dagen lang duizenden mensen uit de hele wereld met elkaar feest vierden zonder dat de media het wisten of ontdekten. Als je in vrijheid wilt leven, kun je geen pottenkijkers gebruiken. Dat is allemaal voorbij en komt nooit meer terug. Ik hoop het een keer in een boek te kunnen vertellen.
Maar we laten ook iets moois achter. Er mag in het dorp niet meer gewoond worden, maar wel gewerkt. Het nieuwe Ruigoord, bestuurd door de Stichting Ruigoord, is een artistieke werkplaats in het havengebied, waar Amsterdam in de toekomst weer veel van zal gaan horen.
Gerben Hellinga