Voor woningcorporaties zijn de afspraken over de bouwopgave tot en met 2030 niet haalbaar op dit moment. Dit constateert de Autoriteit woningcorporaties (Aw) in de ‘Staat van de corporatiesector’. De Aw pleit bij het Rijk voor meer betaalbare bouwgrond en vraagt om meer aandacht voor het huurprijsbeleid.
In de jaarlijkse ‘Staat van de corporatiesector’ agendeert de Aw de risico’s voor het goed functioneren van het corporatiestelsel. De huidige afspraken tussen overheden en corporaties voor het aanpakken van de bouwopgave bevatten veel intenties, maar zijn te weinig concreet. Volgens deze afspraken moeten er 250.000 sociale huurwoningen worden gebouwd voor mensen met een laag inkomen plus 50.000 huurwoningen in het middensegment. Het is daarom, aldus de Autoriteit woningcorporaties, belangrijk dat er duidelijke afspraken komen, die laten zien wat op korte termijn haalbaar is.
Om de gewenste groei in nieuwbouwwoningen door corporaties te behalen, zijn volgens de Aw betere randvoorwaarden nodig. De overheid moet zorgen voor meer betaalbare bouwgrond. Ook is het belangrijk dat het Rijk zo snel mogelijk beleid ontwikkelt over het aandeel betaalbare woningen dat corporaties bouwen.
Ook verlangt de Aw meer aandacht voor het huurprijsbeleid. Het Rijk focust op betaalbare huurprijzen. De huurverlaging van 1 juli 2023 was hierbij een belangrijke stap. Er is echter minder aandacht geweest voor de negatieve effecten van dit beleid voor de corporaties, de huurders en de woningzoekenden. Als huurprijzen dalen of minder stijgen dan de kosten, kunnen corporaties minder investeren in nieuwbouw en verduurzaming. In het huurprijsbeleid zou dus meer rekening moeten worden houden met alle relevante effecten, aldus de Aw. Zoals de verhouding tussen kwaliteit en huurprijs van woningen. Ook het effect van de huurtoeslag op betaalbaarheid verdient meer aandacht.