Financiële en organisatorische problemen en gebrek aan vertrouwen bij leden nekten de Huurdersvereniging Amsterdam. Nu is de vraag: hoe verder? Eef Meijerman van !Woon en Miep van Diggelen van het Woonbond Kennis- en Adviescentrum bereiden een advies aan de gemeente voor. Ondertussen sorteren de huurderskoepels voor op een eigen federatie.
Bij elke variant is de opstelling van de huurderskoepels cruciaal. Zij hebben het formele mandaat om afspraken met de gemeente te maken. |
De manier waarop huurders in Amsterdam vertegenwoordigd waren, gold nog niet zolang geleden als voorbeeld voor andere gemeenten. De huurderskoepels – de verenigde huurders van de verschillende woningcorporaties – vormden samen met lokale huurdersverenigingen en een vertegenwoordiging van specifieke doelgroepen de achterban van de Huurdersvereniging Amsterdam (HA). De HA had een eigen directie en bestuur, vormde het gezicht van de huurders en voerde de onderhandelingen met gemeente en woningcorporaties die uitmondden in periodieke prestatieafspraken.
In dat document - tegenwoordig Samenwerkingsafspraken genoemd - worden de kaders geformuleerd voor de bouw, verkoop of liberalisering van sociale huurwoningen, voor de inspanningen voor bepaalde doelgroepen, voor het aftoppen van huren en het verduurzamen van de woningvoorraad.
Belangrijke onderwerpen kortom die de belangen van huurders direct raken. De HA was altijd al een kruiwagen met springende kikkers. Maar de crises en onvrede liepen de afgelopen jaren verder op. Het HA-bestuur raakte de afgelopen jaren te veel losgezongen van de achterban, oordeelt onder andere Han Wanders van de lokale huurdersvereniging Initiatief Betaalbaar Wonen Amsterdam Noord: “De HA heeft zich tijdens deze collegeperiode aan de ketting laten leggen. Het bestuur heeft geen eigen inhoudelijke positie ingenomen en medeverantwoordelijkheid genomen voor het collegebeleid. Het HA-bestuur heeft zomaar zijn handtekening gezet onder het verminderen van het aantal sociale huurwoningen.”
Nu heeft elk van de vorige HA-besturen dat ook gedaan. Waarom is de HA dan nu wel uit elkaar gespat? Dat heeft ongetwijfeld mede te maken met de oplopende woningnood in de stad. Wanders: “We hebben met steeds langere wachtlijsten te maken, er is heel veel behoefte aan betaalbare woningen in de stad. En wat zegt het HA-bestuur over het beperken van het aandeel sociale huur in delen van de stad? Dat er geen acuut probleem is.”
Volgens Wanders is het bestuur van de HA niet alleen inhoudelijk tekortgeschoten, het ontbrak volgens hem ook aan zelfkritiek en er was onvoldoende besef bij de bestuursleden dat zij het overleg met gemeente en corporaties voor de huurders voerden.
Krachtenveld
Volgens Miep van Diggelen van het Woonbond Kennis- en Adviescentrum (WKA) en Eef Meijerman van Stichting !Woon zijn er meer oorzaken aan te wijzen.
Van Diggelen: “Er is ook een hoop ellende over de huurders uitgestort, van de gevolgen van de verhuurderheffing en tijdelijke huurcontracten tot het meewegen van de WOZ-waarde van woningen in het puntenstelsel. Dat heeft de verhoudingen op scherp gezet en tot verdeeldheid geleid.”
Meijerman: “Wat ook een rol gespeeld heeft, is dat de huurderskoepels in de nieuwe Woningwet van 2015 een formele positie hebben gekregen in de huurdersvertegenwoordiging. Voor lokale huurdersverenigingen geldt dat niet. Daar kwam nog eens bij dat de lokale huurdersverenigingen financieel gekort zijn na de invoering van het nieuwe bestuurlijke stelsel in Amsterdam. De stadsdelen konden of wilden die verenigingen niet meer ondersteunen.”
De stadsdelen kregen bovendien minder te vertellen. Daarmee veranderde het krachtenveld. Waar lokale huurdersverenigingen hun pijlen in het verleden mede op de stadsdeelbesturen konden richten, bleef nu het HA-bestuur als kop van Jut over. Dat had niet verkeerd hoeven gaan. Wanders: “Ik zeg altijd: je moet folderen en polderen. Beide zijn nodig. Waar de koepels meer intern gericht zijn, hebben wij als huurdersverenigingen vaak veel meer contact met de huurders zelf, met de basis.”
Tel hier de verziekte persoonlijke verhoudingen, de financiële en organisatieproblemen van de Huurdersvereniging Amsterdam bij op en de crisis in het Amsterdamse huurdersland is compleet.
En nu?
De grote vraag is: hoe verder? Die vraag heeft de gemeente bij Van Diggelen en Meijerman neergelegd. De voorzichtigheid waarmee zij zich uitdrukken kenmerkt de gevoeligheid van het dossier. Het duo werkt aan een advies met drie ‘zoekrichtingen’. Van Diggelen: “We hebben van wethouder Ivens nadrukkelijk de opdracht gekregen met een voorstel te komen dat gedragen wordt door alle huurders.”
Een uitdaging op zich, weet ook Meijerman, want het oude kader houdt nadrukkelijk vast aan rechten van zittende huurders. “Zij moeten de omslag nog maken naar een groeiende achterban die steeds vaker in woonruimte met flexibele huurcontracten woont.”
Dat Amsterdam ondanks de aanhoudende problemen het budget voor huurdersvertegenwoordiging nog niet definitief heeft gekort, heeft eraan bijgedragen dat Meijerman en Van Diggelen de uitdaging geaccepteerd hebben. Zonder geld en mét boze huurders die ook nog eens inhoudelijk sterk van mening kunnen verschillen was de opdracht bij voorbaat een mission impossible. Op 1 januari volgend jaar moet een nieuwe vorm van huurdersvertegenwoordiging staan, wat betekent dat er rond de zomer al een gedragen voorstel moet liggen.
Verbreden
Met een breed veld van betrokkenen spreekt het duo Meijerman/Van Diggelen momenteel om meningen te peilen en voor- en nadelen van verschillende varianten te bespreken. Tegelijkertijd wordt ook geprobeerd wat onvrede weg te nemen. “We realiseren ons dat bij huurders veel vragen spelen en we investeren dan ook veel in de menselijke verhoudingen”, aldus Meijerman. En passant hopen de kwartiermakers dat zij ook nieuw talent vinden dat de toekomstige huurderskar kan gaan trekken.
Meijerman en Van Diggelen puzzelen daarbij ook op de vraag hoe welke huurders op welk moment betrokken moeten worden én of het veld van betrokkenen niet breder moet.
Meijerman: “Bij de prestatieafspraken gaat het alleen om sociale huur, maar bij gebiedsagenda’s om alle bewoners, ook die op de vrije markt huren.” Daarnaast worden onderwerpen als de combinatie van wonen en zorg steeds relevanter, net als doelgroephuisvesting en duurzaamheid. “Dergelijke onderwerpen moeten goed verankerd worden in het woonbeleid. We onderzoeken of het wenselijk is dat dergelijke organisaties aansluiten bij de meer reguliere huurdersorganisaties”, aldus Meijerman. Van Diggelen: “Zo’n brede benadering is iets wat Amsterdam van middelgrote gemeenten kan leren. Een nadeel is wel dat het aantal organisaties dan weer erg groot wordt, het moet wel werkbaar zijn.”
Zoekrichtingen
Waar bestaan de zoekrichtingen van Meijerman en Van Diggelen dan uit? Een variant is een soort doorstart, maar dan mogelijk in een iets andere vorm en met nieuwe mensen. Het zou dan in essentie gaan om een getrapte vertegenwoordiging waarbij één centrale organisatie de onderliggende koepels en huurdersverenigingen vertegenwoordigt.
Een tweede variant die wordt onderzocht, is de oprichting van één vereniging van Amsterdamse huurders. De grote vraag daarbij is volgens Meijerman en Van Diggelen ‘hoe je leden werft en wat je ze dan biedt’. Een dilemma is dat enerzijds meer mogelijkheden voor individueel contact ontstaan, maar dat ieder individueel geluid ook eerder ondersneeuwt in het grote geheel.
Als derde zoekrichting wordt onderzocht wat een online-platform zou kunnen bieden. Daar zouden gemodereerde debatten kunnen plaatsvinden, eventueel in combinatie met live bijeenkomsten. Het voordeel is dat bepaalde actuele onderwerpen online of offline besproken kunnen worden met huurders die dat specifieke onderwerp aan het hart gaat. “Je zou zo ideeën op kunnen halen van huurders. Een organisatie van vrijwilligers en professionals zou dat gesprek kunnen faciliteren. Die input kan gebruikt worden door de huurderskoepels die het formele overleg met gemeente en corporaties doen.”
Wat gaan de koepels doen?
Terwijl Meijerman en Van Diggelen kiezen voor een brede benadering met ‘zoekrichtingen’, lijken de huurderskoepels al voor te sorteren op onderlinge samenwerking in federatieverband. “We hebben onlangs besloten niet een platform, maar een wat steviger samenwerkingsvorm als een federatie te onderzoeken”, zegt André Kroon van Huurgenoot, de koepel van huurders van woningcorporatie Stadgenoot. “Een afvaardiging daarvan kan de prestatieafspraken met de gemeente en corporaties maken, ondersteund door een professionele organisatie. Dat lijkt mij ook de meest logische vorm.” Daarmee verwijst Kroon naar het formele mandaat dat de huurderskoepels sinds de invoering van de nieuwe Woningwet hebben om prestatieafspraken te maken. Kroon wil niet vooruitlopen op de rol die lokale huurdersverenigingen binnen het krachtenveld van huurdersbelangen zullen krijgen. Wordt vervolgd.
De huurdersparticipatie in Amsterdam via de HA was volgens Bram Klouwen van Companen, dat onderhandelingen over prestatieafspraken in heel Nederland begeleidt, best uniek te noemen. “In veruit de meeste gemeenten zijn het vrijwilligers zonder professionele organisatie die het huurdersbelang vertegenwoordigen. Daarbij merk ik dat vrijwilligers over het algemeen veel duidelijker het huurdersgeluid laten horen en niet meegaan in het jargon van beleidsmakers, of dat zelfs weten door te prikken.” Maar ook dan is een vorm van verregaande samenwerking prima mogelijk. “In Noord-Nederland maakt een corporatie samen met huurders nieuw beleid; dus niet via het formele adviesrecht, maar door echte co-creatie.” Een ander voorbeeld komt uit Nijmegen. “In opdracht van die corporatie hebben we een thematische, gevarieerde huurdersvertegenwoordiging opgezet. Het is bekend over welke onderwerpen bepaalde huurders mee willen praten. Op die manier krijg je een groep gemotiveerde en diverse mensen aan tafel. Een afvaardiging van een groep die over duurzaamheid praat, gaat daarover vervolgens het gesprek met de corporatie en de gemeente aan. Voor de prestatieafspraken geldt hetzelfde.” |