Een ‘aanvalsplan ouderenhuisvesting’. Tot niets minder riep de Amsterdamse gemeenteraad in 2014 op bij de bespreking van het coalitieakkoord. Het heeft even geduurd, maar eind mei presenteerde wethouder Ivens dan het Programma Ouderenhuisvesting 2015-2018.
‘Programma’? Dat klinkt een stuk minder ambitieus dan aanvals- of actieplan?
Ivens: “Integendeel. We verhogen juist de ambities. Dit is geen onderwerp dat om generieke maatregelen vraagt, maar om beleid dat specifieke problemen van ouderen op kan lossen. Het overheidsbeleid is dat je langer zelfstandig moet blijven wonen en dat je steeds meer van je sociale netwerk gebruik moet maken. Daar moet ons beleid dan ook op gericht zijn: ouderen moeten in een toegankelijke betaalbare woning in hun eigen buurt kunnen blijven wonen.”
Waarom ontbreken productiedoelstellingen in het programma?
Je kunt niet zeggen dat in Amsterdam te weinig geschikte woningen voor ouderen zijn of dat ouderen als groep het grootste probleem op de woningmarkt vormen. Maar wat heb je daar aan als je ineens slecht ter been wordt op driehoog? Het is niet in de eerste plaats een kwantitatief probleem. Maar we zeggen wel tegen de corporaties: als je nieuwe woningen bouwt, zorg dan wel dat die direct geschikt zijn voor bewoners met een beperking, dat ze ‘aanpasbaar’ worden gebouwd. En laat dat ook altijd een aandachtspunt zijn bij renovatie.”
U blijft inzetten op maatwerkregelingen als ‘Van Groot naar Beter’ en ‘Van hoog naar Laag’. Maar ze hebben nog nooit goed gewerkt. Waarom nu wel?
“In potentie zijn dat goede instrumenten om ouderen in hun buurt aan een geschikte woning te helpen. Die regelingen waren kennelijk onvoldoende verleidend. Dat moet veranderen. Niet de corporatie moet centraal staan, maar de oudere.”
U handhaaft de labeling van ouderenwoningen en de voorrangsregeling voor ouderen. Vindt u dat een corporatie een periode van leegstand moet accepteren om die woningen aan de doelgroep te verhuren?
“In ons voorstel onderscheiden we seniorenwoningen en gelabelde woningen. Seniorenwoningen zijn exclusief voor 65-plussers, daar moet je geen andere bewoners in willen zetten. Ook al weet ik dat er incidenteel leegstand is.
Maar als er voor een gelabelde woning geen belangstelling bestaat, dan maar de volgende keer beter.”
De PvdA suggereert om gelabelde woningen eventueel tijdelijk te verhuren om ze beschikbaar te houden voor de doelgroep.
“Dat lijkt me niet goed voor de buurten. Met tijdelijke bewoners bouw je niets op. Ik vind het bemoedigend dat we meer woningen hebben gelabeld dan er naar ouderen gaan. Dat betekent dat er wat te kiezen valt. Lang niet alle gelabelde woningen blijken alle ouderen aantrekkelijk te vinden. Sommigen willen bijvoorbeeld niet op de begane grond wonen vanwege de veiligheid of het uitzicht.”
Het ouderenbeleid richt zich op 65-plussers. Waarom deze leeftijdsgrens?
“We blijven steeds langer vitaal. Een leeftijdsgrens als 55-plus, zoals die nu nog voor sommige seniorencomplexen geldt, is niet meer van deze tijd. De meeste beperkingen dienen zich aan vanaf 75. Maar een verhuizing moet zich niet opdringen als je al in de problemen zit. Dat moeten we voor willen zijn. Het beleid is erop gericht dat mensen langer zelfstandig blijven wonen en in hun buurt oud kunnen worden.
Uw programma richt zich bijna exclusief op de sociale huursector. Er zijn meer ouderen.
“Zeker, maar als gemeente hebben we daar vooral wat over te zeggen, via de corporaties. Maar er is nog een reden. De huidige generatie ouderen heeft over het algemeen weinig inkomen. In die groep blijken de grootste knelpunten te zitten.”
In uw programma zitten nauwelijks harde doelstellingen. U bent nergens op af te rekenen.
“Ik ben dan wellicht op targets minder, maar op het programma des te meer af te rekenen. Ik zei al dat ouderenhuisvesting geen kwantitatief probleem is. Bovendien is deze sector aan grote veranderingen onderhevig. Het is onze opdracht constant in de gaten te houden wat voor specifieke maatregelen we het beste kunnen nemen. Dat vraagt voortdurende afstemming met corporaties, huurders en ouderenorganisaties. Dat is dus veel dynamischer dan enkele harde actielijnen. Mijn ambitie is ervoor te zorgen dat alle ouderen goed gehuisvest worden.”
Nederland vergrijst. Momenteel is 17 procent van de bevolking ouder dan 65 jaar en dat aandeel zal de komende jaren nog sterk toenemen. Dat komt doordat de grote groep babyboomers de pensioenleeftijd bereikt. Bovendien blijft de levensverwachting stijgen. In de grote steden speelt vergrijzing een minder grote rol. Dat heeft twee oorzaken. Allereerst verruilen relatief veel dertigers in de gezinsvormingsfase hun stadsappartement voor een ruimere woning in de regio. Dat was nog sterker in de jaren zestig en zeventig. Groeikernen als Purmerend breidden zich toen sterk uit. De jonge ouders van toen vergrijzen nu. Daarnaast trekken juist veel jongeren naar Amsterdam en Utrecht om er te gaan studeren of te werken. In Amsterdam en Utrecht ligt het aandeel 65-plussers daardoor al decennia onder het landelijke gemiddelde. Voor Den Haag en Rotterdam geldt dit sinds 2005 ook. Maar sinds 2011 neemt ook in de vier grote steden het aandeel 65-plussers weer toe. In 2014 telde Amsterdam bijna 100.000 65-plussers, 12 procent van de bevolking. De meest recente prognose is dat er in 2030 zo’n 143.000 ouderen (=65-plussers) in de hoofdstad wonen, oftewel 16 procent van de bevolking. De groep ouderen vanaf 75 jaar groeit vooral na 2020 (het opschuivende contingent babyboomers). Dat is de groep waar de zorgvraag snel toeneemt. In de stadsdelen Noord en Zuid wonen relatief veel 65-plussers (15%), in de stadsdelen West en Oost relatief weinig (9%). Buitenveldert is de meest vergrijsde wijk (27%) van Amsterdam. Andere sterk vergrijsde wijken zijn Betondorp en Tuindorp Nieuwendam (beide 25% 65-plussers). Ook in flinke delen van Centrum en Zuid wonen relatief veel ouderen. Met name binnen de Ring ligt volgens het college een opgave om voldoende geschikte en betaalbare woningen voor ouderen te creëren. Op IJburg wonen - niet verrassend - juist weinig 65-plussers (3,5%). |