‘Het buitenleven zou ik nooit willen missen’ |
De familie van mevrouw Van der Wal komt oorspronkelijk uit Nijmegen. Alleen haar moeder kwam van ‘het kamp’, vertelt ze. Ze woont sinds 1989 samen met een aantal familieleden op het terrein aan de Ringvaartdijk. Haar tweelingzus woont op het centrum aan de Osdorperweg. Mevrouw Van der Wal is kinderloos en sinds veertien jaar weduwe. Verschillende foto’s herrineren aan betere tijden, toen ze nog met haar man van de zon genoot voor de wagen. Ze heeft sinds enkele jaren een huurwagen. De eigen wagen, die 24 jaar oud was, kreeg ze niet warm gestookt. “Nu heb ik centrale verwarming en dubbele beglazing. Dat is heerlijk.” Ze is tevreden over haar huisbaas, de Dienst Wonen, hoewel ze de huur nogal hoog vindt. In totaal betaalt mevrouw Van der Wal ruim tweehonderd euro voor wagen en standplaats. “Dat is veel geld als je rond moet komen van een AOW-tje.” Mevrouw Van der Wal is blij met de aanspraak en de hulp die ze heeft van de familieleden om haar heen. “Je kan altijd aankloppen voor hulp. Wel kook ik mijn eigen potje. Er is hier een goede busverbinding en mijn boodschappen doe ik zelf nog in Badhoevedorp. Er komt hier wel een bakker, maar die is veel te duur.” Het mooiste van het wonen in een wagen vindt mevrouw Van der Wal het buitenleven. “In de zomer gaan we vaak barbecuen. En eigenlijk leef je dan ook het meeste buiten. Dat buitenleven zou ik nooit willen missen.” |
Aan het woord is Frans van Doorn. Met Marian Hoppenbrouwer is hij vijf jaar geleden door de Dienst Wonen aangesteld om de woonwagenzaken te coördineren. Hun voornaamste taak is om de verschillende diensten aan te sturen. Na de wooncaravans loopt er nu een project om illegale bijgebouwtjes weg te krijgen. “Die illegale bouwsels leveren brandgevaar op. In dat kader moeten we er ook op toezien dat wagens bijvoorbeeld niet te dicht op elkaar gebouwd zijn. Voor de handhaving ben je echter afhankelijk van de stadsdelen en die werken vaak niet mee. Dat is erg frustrerend.”
Ook voor de woonwagenbewoners is kennlijk het grote gedogen voorbij. Het is een goede zaak dat ook zij op ‘normaal burgerschap’ worden aangesproken, vinden Hoppenbrouwer en Van Doorn. Dat heeft twee kanten: “De Woonwagenwet was eigenlijk een heel stigmatiserende wet. Sinds de afschaffing van die wet hebben de woonwagenbewoners het beter gekregen. Het streven is dat op alle centra de vuilnis op tijd wordt opgehaald en dat grondverzakkingen op terreinen worden aangepakt. Maar de regels zijn ook strenger geworden. Wanneer nu iemand de huur van de wagen of de standplaats niet betaalt, dreigt er net als bij woningverhuur ontruiming. Een jaar geleden is er een eerste ontruiming geweest na een huurconflict dat minstens zes jaar sleepte.”
Overal in het land, en dus ook in Amsterdam, zijn er wachtlijsten voor standplaatsen en huurwagens. Ongeveer zestig jongeren en spijtoptanten – woonwagenbewoners die een woning hebben betrokken, maar graag weer in een wagen willen wonen – wachten momenteel in Amsterdam op een plek. De kans is vrijwel nihil dat er in de stad nog ruimte wordt vrijgemaakt voor nieuwe woonwagenlocaties of uitbreiding van bestaande terreinen. Illustratief is het feit dat nu al een jaar lang wordt gezocht naar een oplossing voor ongeveer 35 circus- en kermisexploitanten van het terrein aan de Vredenhofweg dat op de schop moet. En jongeren die op zichzelf willen wonen, moeten wachten tot er door natuurlijk verloop een standplaats vrijkomt. Of ze moeten noodgewongen een woning betrekken.
Geen corporatietaak?
De Dienst Wonen verhuurt dus woonwagens. Gemeenten zijn sinds de afschaffing van de Woonwagenwet primair verantwoordelijk voor onder meer terreinbeheer en verhuur van standplaatsen en woonwagens. In Amsterdam is de Dienst Wonen verantwoordelijk voor beheer en onderhoud en de toewijzing en verhuur van in totaal 37 huurwagens en 173 standplaatsen.
Binnen de gemeentegrenzen zijn er ook nog ongeveer 130 overwinteringsplaatsen voor kermis- en circusreizigers, verdeeld over vijf locaties. Zij vallen echter buiten het reguliere woonwagenbeleid.
In het kader van de Woningwet en het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) zijn woningcorporaties de aangewezen instanties om de verhuur van woonwagens en standplaatsen op zich te nemen. Vanaf 1982 had Woningbedrijf Amsterdam die extra taak op zich genomen. Na de privatisering van het Woningbedrijf sloot de gemeente in 1996 een beheerconvenant met deze corporatie. Het Woningbedrijf ontving daarvoor een jaarlijkse vergoeding. Maar de beheerkosten liepen zo hoog op dat gezocht werd naar een andere oplossing. Al snel bleek dat corporaties niet geïnteresseerd waren en daarom heeft de gemeente vanaf 2000 het beheer van de eigen wagens en standplaatsen zelf ter hand genomen.
Maar volgens Peter Kalf, hoofd financieel beheer, is de Dienst eigenlijk niet op deze taak berekend: “In tegenstelling tot de corporaties hebben wij niet het apparaat en de kennis om die uit te voeren. Daar komt nog bij dat veel stadsdelen nauwelijks meewerken als het om handhaving en onderhoud gaat. Wanneer wij melding maken van illegale bouwsels, wordt dat vaak ter kennisgeving aangenomen. Vervolgens gebeurt er niets.”
De Dienst Wonen wil graag van de woonwagens af. Maar aan wie? Alle gesprekken die sinds 2000 met corporaties (AWV, het Oosten en Zomers Buiten) zijn gevoerd over de overdracht van de exploitatie van woonwagens en standplaatsen, zijn op niets uitgelopen.
Piet en Rika willen voor geen goud weg |
De woonwagen van Rika en Piet Schmidt op het woonwagencentrum aan het Ma Braunpad (Osdorp) is in de tien jaar dat ze hier een standplaats hebben, uitgegroeid tot een flinke bungalow. Toch is het volgens accordeonist en computerreparateur Piet nog steeds officieel een woonwagen, “omdat je hem in delen kunt verplaatsen”. Rika en Piet hebben vijf kinderen en een kleinkind van tweeënhalf jaar. Voordat ze op het Ma Braunpad neerstreken woonde het gezin op de Rollerman, waar Piet opgroeide. Dit terrein met tachtig standplaatsen werd tien jaar geleden opgebroken om plaats te maken voor de bouw van woonwijk de Aker. De bewoners werden her en daar op bestaande of nieuwe centra geplaatst. Het bestaande centrum aan het Ma Braunpad met vijftien standplaatsen, werd tijdelijk uitgebreid met achttien vakken. Van tijdelijkheid is nu echter geen sprake meer: het stadsdeel heeft onlangs besloten Ma Braunpad II een vaste bestemming te geven. En daar hebben Piet en Rika geluk aan, want ze verklaren voor geen goud weg te willen van hun huidige plek. De familie merkt zelf weinig van strengere regelgeving. Wel hebben ze een paar keer controleurs, vergezeld van enkele politieagenten, op het terrein gezien. Rika, afkomstig uit een geslacht van rondreizende rietmatters: “Die mannen stonden door de ramen van een wagen te loeren van iemand die een bijstandsuitkering heeft. Ik vind dat eigenlijk niet kunnen en ik kan me niet voorstellen dat ze dat bij ‘burgers’ ook doen. Maar wij zelf hebben nergens last van. We werken allebei keihard en hebben niets te verbergen. Sterker nog, de wijkagent komt hier geregeld koffie drinken.” Hoewel stadsdeel Osdorp verzekert alles te doen aan beheer en onderhoud van de woonwagencentra zijn Piet en Rika daar slecht over te spreken. Zo wordt het huisvuil volgens Rika maar een keer in de twee weken opgehaald en zakken de schuurtjes op het terrein weg. Een verzoek om drempels op het terrein om te hard rijdende brommers en auto’s af te remmen, is nog altijd niet gehonoreerd. Desondanks is de familie Schmidt is zeer tevreden over de plek waar ze nu wonen. “Al geven ze me honderdduizend euro, dan nog ga ik hier niet weg”, verzekert Piet. |
Janna van Veen