Overslaan en naar de inhoud gaan
Gezocht: betaalbare koopwoning - Aflevering 2
Nieuwe toekomst voor de premiekoopwoning?

Veel mensen willen een koopwoning, maar de hoge prijzen vormen een onoverkomelijke drempel. In veel verkiezingsprogramma’s worden voorstellen gedaan om deze barrière te slechten. NUL20 toetst in een serie artikelen de houdbaarheid van deze en andere voorstellen. In deze aflevering: kan de premiekoopwoning gereanimeerd?

Bouw woningwet- en premiekoopwoningen in Bergen (1989, regionaal archief Alkmaar)
Gezocht: betaalbare koopwoning
Veel mensen willen een koopwoning, maar de hoge prijzen vormen een onoverkomelijke drempel. In veel verkiezingsprogramma’s worden voorstellen gedaan om deze barrière te slechten. Kopers krijgen een kontje met een premie, een gunstige lening of een fiscaal voordeel. Sommige ideeën komen uit de oude doos, zoals de Premie-A woning of de Koopstart-regeling. Andere zijn recenter van datum, zoals de sociale huurkoop of de BKZ-starterswoning in Zaanstad. NUL20 toetst in een aantal afleveringen de houdbaarheid van deze voorstellen en gaat ook zelf op zoek naar die betaalbare koopwoning in de regio Amsterdam. 
De premiekoopwoning is terug! Nog niet in de praktijk maar wel in het debat over de moeilijke positie van starters op de woningmarkt. Begin november vroeg Julius Terpstra, Tweede Kamerlid voor het CDA, minister Ollongren onderzoek te doen naar herinvoering van de succesvolle regeling uit het verleden. Die sputterde nog wat tegen, herinvoering zou volgens haar tot hogere koopprijzen leiden. Maar een week later legde ze zich neer bij de wens van de Tweede Kamer die unaniem een motie van PvdA en CDA had aangenomen om werk van zo’n onderzoek te maken. Het gaat daarbij niet om een kopie van de vroegere premie A-regeling, maar een vernieuwde vorm waarin de koper een deel van zijn premie later terugbetaalt, legt mede-initiatiefnemer van de motie Henk Nijboer van de PvdA uit. “Met dat teruggestorte geld kan het Rijk weer een nieuwe groep starters helpen.” Het kamerlid denkt bij de nieuwe regeling ook eerder aan een eenmalige premie dan een jaarlijkse subsidie zoals in de oude regeling gold. CDA en PvdA hebben de premiewoning ook in hun verkiezingsprogramma opgenomen. 

Bevorderen eigen woningbezit

Het was het linkse kabinet Den Uyl dat in 1974 de premiekoopregeling introduceerde. Uitgangspunt was het bevorderen van het eigen woningbezit dat toen nog op een schamel aandeel van dertig procent lag. Ook huishoudens met een laag inkomen moesten vrij kunnen kiezen tussen huren en kopen, vond het kabinet. Daarom werd voor deze groep een stelsel opgetuigd waarin ze bij aankoop van een nieuwbouwwoning gedurende een decennium  jaarlijks een inkomensafhankelijke subsidie uitgekeerd kreeg. Het inkomen werd tweejaarlijks getoetst om de hoogte van de (aflopende) premie bij te stellen. Wie na vijf jaar zoveel verdiende dat hij buiten de regeling was gevallen, ontving twee jaar later geen subsidie meer. Om speculatie met de goedkope woningen te voorkomen, maakten gemeenten bij premiekoopwoningen meestal ook gebruik van een anti-speculatiebeding. 

Jaarlijkse premie-uitkering

Tussen 1979 – het eerste jaar van premie-uitbetaling – en 1995 – toen de regeling werd afgeschaft – ontstonden er maar liefst vier verschillende categorieën premiekoopwoningen. Premie A en B waren bedoeld voor de laagste inkomensgroepen  waar premie C vooral was gericht op de middengroepen. De premie D-koopwoning was atypisch: het ging hier om nieuwbouwhuizen in stadsvernieuwingsgebieden met een eenmalige subsidie. Om een idee van de hoogte van de jaarlijkse subsidies te geven: een koper met een maximuminkomen van 30.800 gulden kon in 1979 bij aankoop van een premie A-woning onder de 140.000 gulden in het eerste jaar op een maximale premie van 8.400 gulden rekenen. Jaarlijks ging daar 500 gulden vanaf als het inkomen niet veranderde. Bij de premie B-woning gold in hetzelfde jaar een inkomensgrens van maximaal 50.000 gulden en mocht de woning niet duurder zijn dan 175.000 gulden. De bedragen moesten in de loop van de jaren door de oplopende hypotheekrente en stijgende huizenprijzen regelmatig naar boven worden bijgesteld om de regeling aantrekkelijk te houden. Die almaar oplopende kosten waren in 1993 ook een belangrijke reden om er een punt achter te zetten. Honderdduizenden starters hadden er in die zestien jaar van geprofiteerd.

Boelhouwer:  'Amper marktverstoring'

Peter Boelhouwer, hoogleraar Housing Systems aan de TU Delft en directeur van het OTB, ziet wel wat in de terugkeer van de premiekoopwoning. “Uit onze Koopwoningmonitor blijkt dat maar enkele procenten van het nieuwbouwaanbod uit goedkope huizen bestaat. Zeker zestig procent betreft dure koopwoningen. Het wordt daarom hoog tijd dat gemeenten anders gaan programmeren. Premiekoop kan daarbij helpen. Je verhoogt daarmee niet kunstmatig de koopkracht van een groep mensen waardoor de huizenprijzen verder stijgen, maar voegt een nieuwe woningcategorie toe aan de markt. De verstoring is daarom klein.” Ook de variant waarin kopers een deel van hun premie moeten terugbetalen, lijkt hem een goede optie. “Zo ontstaat er een revolving fund dat telkens voor nieuwe groepen kan worden ingezet. Al is het voor een starter wel sneu dat hij door het afstaan van een deel van zijn waardestijging bij een volgende woningaankoop ten opzichte van andere kopers enigszins op achterstand wordt gezet.”

Tot dusver verschenen in deze serie:
 
Jaco Boer