Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Eerste verdieping
Stadsdeel en corporaties trekken gezamenlijk de wijkontwikkeling in De Baarsjes
De oplapbeurt van de Chassébuurt

Dossier Noordelijke IJ-oeversStadsdeel De Baarsjes haalde meerdere malen het landelijk nieuws met zijn voortvarende en onorthodoxe aanpak van problemen in de Chassébuurt. Met het smeden van ‘strategische allianties’ wordt geprobeerd de buurt uit het slop te krijgen. De hoofdrol bij deze gebiedsgerichte ontwikkeling is weggelegd voor het stadsdeel en woningcorporatie Ymere. Maar ook de bewoners hadden een vinger in de pap via zogenoemde ideeënateliers.

Er wordt gesloopt en nieuwbouw gepleegd, er komt een nieuw jongerencentrum, er worden galeries gebouwd in leegstaande winkelpanden en de Edelsmedenschool wordt een centrum voor kennis, kunst en werk. Buurtsteunpunten worden opgezet en allochtone vrouwen worden, desnoods onder dwang, uit hun isolement gehaald. Een groot deel van deze plannen is al jaren geleden ontwikkeld door stadsdeel, woningcorporatie, welzijnswerk en bewoners in ‘ideeënateliers’. Het streven is om de Chassébuurt (ongeveer zesduizend inwoners, meer dan de helft allochtoon) binnen tien jaar om te toveren tot een vitale wijk waarin iedereen gelijke kansen heeft. De kosten voor het herstructureringsplan bedragen ongeveer 122 miljoen euro. De uitvoering is inmiddels over de helft.
De inmiddels afgetreden welzijnswethouder Henk Boes van de Baarsjes: “We pakken de Chassébuurt grondig aan, omdat de sociale problemen daar op dit moment het grootst zijn. De Admiralenbuurt is in het verleden al behoorlijk opgeknapt. Het zuidelijke deel van de Baarsjes, de Postjesbuurt, ligt tegen het Vondelpark aan en is de laatste tijd ontzettend aan het ‘verwitten’. In die buurten heb je, in tegenstelling tot de Chassébuurt, eigenlijk nauwelijks problemen.”
De problemen hebben volgens Boes niet zozeer te maken met de bevolkingssamenstelling als wel met slecht gebruik van de buitenruimte. “Die buitenruimte is er wel, maar wordt nauwelijks benut. De woningen in deze buurt zijn bijna allemaal in de Amsterdamse-Schoolstijl gebouwd, maar op de negentiende-eeuwse verkaveling. Ze zijn daardoor heel diep en er zijn enorme binnentuinen waarvan geen gebruik wordt gemaakt. Daar willen we, waar mogelijk, verandering in brengen.”
‘Bouwen voor de buurt’. Deze mantra uit het Schaefer-tijdperk klinkt in De Baarsjes nog door. Boes: “We willen de buurtbewoners aan de wijk binden. Dat is goed voor de sociale samenhang en is elders in het stadsdeel ook gelukt. Een goed voorbeeld is de nieuwbouw op het Balboaplein, waarin meer dan de helft van de oorspronkelijke bewoners is teruggekeerd. Je bindt de mensen aan de wijk op verschillende manieren. Dat doen we hier door een Turkse moskee te laten bouwen met woningen op hetzelfde terrein (het Riva-terrein, red.). Dan kun je er van uitgaan dat een deel van de Turkse bewoners uit de buurt zich daar zal vestigen, maar we denken dat er ook niet-moslims zullen gaan wonen die geen bezwaar hebben tegen de aanwezigheid van een moskee. Marktonderzoek heeft al uitgewezen dat er belangstelling is vanuit verschillende bevolkingsgroepen.”

Gezamenlijke visie

“De leefbaarheid van een buurt kun je afmeten aan de mate waarin een buurt schoon en veilig, en de woningvoorraad betaalbaar en op orde is. Maar een buurt kun je pas echt leefbaar noemen wanneer een gemengd publiek zich er thuis voelt”, meent Pieter de Jong, lid van de Raad van Bestuur van Ymere. Corporaties investeren de laatste jaren steeds meer in buurtgerichte ontwikkeling; het valt onder een BBSH-prestatieveld. Maar volgens De Jong werken niet alle stadsdelen even hard mee en is het vaak een proces van een lange adem.
De Jong: “Als je een buurt werkelijk uit het slop wilt halen, moet je met alle partijen een gezamenlijke visie ontwikkelen. De helft van Amsterdam kun je als probleemwijk aanmerken, maar dat wil nog niet zeggen dat je in die betreffende stadsdelen zoveel medewerking krijgt als je zou willen om buurten werkelijk te verbeteren. Er zijn nogal wat stadsdeelbesturen die denken dat alles in orde is als de corporaties hun woningvoorraad op peil houden en betaalbare woningen blijven verhuren. Maar vaak kun je als corporatie op een veel breder vlak meewerken aan leefbaarheid.”
In de Chassébuurt is dat prima gelukt, vindt De Jong. “Stadsdeel de Baarsjes heeft zich bewust gericht op een creatieve doelgroep om de buurt levendiger te maken. Dat betekent dat je voorzieningen moet creëren voor kunstenaars. Daarvoor moet je als stadsdeel en corporatie de handen ineenslaan. Een goed voorbeeld is de ontwikkeling van de Edelsmedenschool. Hoewel die opgave niet zozeer op ons terrein ligt, hebben we toch besloten dat karakteristieke gebouw aan te kopen en het samen met het stadsdeel en het ROC te gaan ontwikkelen.”
Ymere investeert bijna 22 miljoen euro in de Edelsmedenschool en dat is volgens De Jong puur een investering in de leefbaarheid in de buurt. “Je moet natuurlijk heel goed nadenken onder welke condities je een dergelijke investering, buiten de gebaande paden van de woningbouw, wilt doen. We zijn met het ROC een strategische alliantie aangegaan: wanneer het gebouw klaar is, huurt de onderwijsinstelling 40 procent van de ruimte.”
Momenteel wordt de tot Rijksmonument uitgeroepen Edelsmedenschool op de hoek Postjesweg/ Baarsjesweg grondig verbouwd. Het ROC van Amsterdam kocht het gebouw enkele jaren geleden, maar kon de exploitatie niet opbrengen. De school klopte vervolgens aan bij het stadsdeel met het idee van het gebouw meer te maken dan alleen een onderwijsinstelling. Woningcorporatie Ymere besloot tot aankoop en ontwikkelde samen met stadsdeel en ROC plannen voor het toekomstige gebruik.
De Edelsmedenschool wordt een centrum voor kennis, kunst en werk, waarin de verschillende disciplines van elkaars diensten gebruik kunnen maken. Zo kunnen leerlingen van het ROC stage lopen bij kleine ondernemingen in het gebouw, zoals ICT-bedrijfjes en het grand-café dat er komt, met terras aan de Kostverlorenvaart. Ook de Frank Sanders Musical Academie vestigt zich er en eventueel een opleidingsinstituut voor tekenen, schilderen en boetseren.
De regie ligt in de 56 herstructeringsgebieden in Amsterdam meestal bij het stadsdeel of de centrale stad. In de Chassébuurt is de samenwerking vrij evenwichtig, is de ervaring van De Jong: “Een stadsdeel heeft veel meer beleidsmatige kwaliteiten en wij hebben meer ervaring met de uitvoering van grootschalige projecten. Zolang iedereen zich vanuit een gezamenlijke visie houdt aan zijn eigen kernkwaliteit, komt het allemaal prima voor elkaar. Samen sta je sterk.”

Sloop en nieuwbouw

Jan Voskamp is regiodirecteur bij Ymere. Het startpunt voor verbetering van de Chassébuurt lag volgens hem zeven jaar geleden bij de oplevering van 81 koop- en negen huurwoningen op het Kortenaerplein, aan de kop van de karakteristieke Slatuinen. “Die woningen waren heel gewild en de ontwikkeling van dit gebied is de aanzet geweest tot de andere vernieuwingsprojecten, zoals de renovatie en samenvoeging van een groot aantal woningen in de Philip van Almondestraat. Door optopping ontstond daar ook een tiental dubbele huurwoningen voor de middengroepen. Mensen stonden er voor in de rij.”
Jaren geleden is al gestart met ideeënateliers, waarin bewoners samen met stadsdeel en woningcorporatie een buurtvisie ontwikkelden. Sinds 2000 is die visie bestuurlijk uitgewerkt en meer dan de helft van de werkzaamheden is inmiddels uitgevoerd. Behalve herinrichting van straten en sloop en nieuwbouw van woonblokken worden bedrijfsruimten opgeknapt en wordt ‘foute’ horeca aangepakt en zo nodig dichtgetimmerd. De samenwerking tussen stadsdeel en corporatie is uitstekend, volgens Voskamp. “We hebben ambtelijk en bestuurlijk veel contacten. Ongeveer iedere zes weken gaan we rond de tafel met stadsdeelvoorzitter Henk van Waveren. Hij belt me persoonlijk wanneer er problemen zijn. Dat tekent wel de sfeer van wederzijds vertrouwen.”
De komende jaren staan meerdere grote sloop- en nieuwbouwprojecten op stapel. Het Entreeblok van 36 woningen en bedrijfsruimten op de hoek van de Witte Withstraat en de Postjesweg moet worden gesloopt, omdat het verzakt is. Er komt nieuwbouw voor in de plaats. Een ander project is de sloop van het Admiralenblok (126 woningen) in de Witte de Withstraat. Na de nieuwbouw ontstaat een plein dat de monotonie van de straat moet doorbreken. In de plint van de nieuwbouw (60 procent koop, 40 procent huur) komen onder meer Wibo-woningen en een steunpunt voor ouderen.
Ook woningcorporatie Het Oosten is – weliswaar op beperktere schaal – actief in de Chassébuurt. Binnenkort wordt, na een jarenlange strijd tussen het stadsdeel en moskeevereniging Milli Görüs, begonnen met de bebouwing van het Riva-terrein aan de Baarsjesweg. Volgens Peter Kramer van Het Oosten wordt de enorme Aya Sofiamoskee de icoon van de buurt. Op hetzelfde terrein bouwt de corporatie 116 huurwoningen, waarvan 96 in de vrije sector, een ondergrondse parkeergarage met 238 plaatsen en tweeduizend vierkante meter bedrijfsruimte.
In de Witte de Withstraat zijn twee panden van Het Oosten afgebroken om een doorgang te creëren naar het Riva-terrein. Boven de onderdoorgang komen zes nieuwe woningen, in de passage winkels. Volgens Kramer is terrein helemaal ingebed in de totale gebiedsontwikkeling. “We willen steeds meer gaan doen aan gebiedsgerichte ontwikkeling. In dat kader hebben we een gebiedsmanagement ingesteld. De bedoeling is om vanaf 2007 voor alle gebieden waar wij bezit hebben gebiedsbeheerders aan te stellen die de sociale cohesie moeten bevorderen. Dat zal ook in de Baarsjes het geval zijn.”

Sociale netwerken

Een belangrijke sociale pijler van de vernieuwing in de Baarsjes is het project Bouwen aan Burgerschap. Tijdens een eerder project voor het begeleiden van vrouwen naar werk, bleek dat een grote groep vrouwen in de Chassébuurt in een isolement leeft. Er is in samenwerking met de Sociale Dienst een nieuw project gestart (waarvoor 1,3 miljoen euro is uitgetrokken) voor 180 vrouwen met een bijstandsuitkering die hun woning nauwelijks verlaten. Het project is er in de eerste plaats op gericht de vrouwen aan het werk te krijgen, maar dat zal in de meeste gevallen niet lukken. Projectbegeleider Daniël Giltay Veth: “Het overgrote deel is niet inzetbaar op de arbeidsmarkt. Dat zijn met name wat oudere, allochtone vrouwen met psychosomatische klachten, vaak verlaten door hun man en alleen met de kinderen. Via huisbezoeken hebben we de problemen in kaart gebracht. We denken dat we van de 180 vrouwen er uiteindelijk 150 kunnen bereiken voor het begeleidingstraject. Daarvan zal ongeveer 15 procent daadwerkelijk weer aan het werk kunnen. De anderen begeleiden we richting vrijwilligerswerk en scholing. Bijna de helft van de vrouwen hopen we op de weg van maatschappelijke participatie te krijgen.”
Het belangrijkste doel bij dit project is het creëren van ‘levende sociale netwerken’ in de buurt. “Via de vrouwen bereik je ook de kinderen. En waar nodig wordt opvoedingsondersteuning gegeven. Met alle andere projecten bij elkaar ontwikkel je een infrastructuur van netwerken die bijdragen tot revitalisering van de buurt.”

Cultuur en ondernemers

Opvallend aan de verbeteringsplannen voor de Chassébuurt is het groot aantal aan cultuurgerelateerde projecten. Een deel van de kunstenaars die voor de verbouwing ateliers hadden in de Edelsmedenschool, is inmiddels naar nieuwe ateliers in de Witte de Withstraat verhuisd, pal aan de overkant van het schoolgebouw. De ateliers zijn onderdeel van kunstenaarsproject De Witte Ruijter, dat het stadsdeel samen met Ymere heeft ontwikkeld. De atelierprojecten worden beheerd door stichting Het Nieuwe Voorbeeld, waarvan Rob van den Ende directeur is. Hij toont de zeven fraaie ateliers die zijn ontstaan in voormalige winkelpanden, door de kelders van achter- en naastliggende panden met elkaar te verbinden en de loze buitenruimten met glas te overkoepelen.
Van den Ende is zeer tevreden over de manier waarop het stadsdeel kunstenaars faciliteert, maar er kan altijd nog meer ruimte bij. “In de Edelsmedenschool waren ongeveer veertig ateliers waarvan zo’n tweehonderd mensen gebruikmaakten. Slechts een klein deel daarvan krijgt een nieuw atelier terug.”
De ateliers en andere werkruimten worden in fases opgeleverd. Er komen nog eens zeven ruime ateliers bij. Op de Baarsjesweg, vlak voor het Riva-terrein, komen grote werkruimten in voormalige garages die de stichting ambulant wil gaan verhuren. Van den Ende denkt daarbij aan repetitieruimte voor toneelgezelschappen of een plek om bijvoorbeeld lezingen te geven. Ook wordt gedacht aan woon-werkruimten boven die garages. Dit voorstel van Ymere wordt momenteel onderzocht op financiële haalbaarheid.
De stichting krijgt alle medewerking van het stadsdeel, onder de voorwaarde dat de kunstenaars in de toekomst een rol gaan spelen bij buurtgerichte activiteiten. Er zijn al afspraken met de Novib gemaakt om te kijken wat er op buurtniveau gedaan kan worden op het gebied van multiculturele ontwikkeling.
Een van de economische pijlers van de wijkontwikkeling is het project Ondernemend Chassé. Daarin begeleidt adviesbureau Stadia ondernemers en kunstenaars in het ondernemerschap. Onder meer door hen in contact te brengen met het stadsdeel en te helpen een geschikte werkruimte te vinden. Voor de Chassébuurt werd een brancheplan opgesteld. Daaruit bleek dat de buurt meer heeft aan cultuurgerelateerde zaken dan aan een bakker en een slager. Die kunnen er hun brood niet verdienen door de concurrentie van al bestaande winkels.
Volgens Peter Dortwegt van Stadia was er tot voor kort een negatieve sfeer in de buurt. “Maar we merken nu al dat de combinatie ondernemerschap en cultuur goed uitpakt. Door kunstenaars met hun ateliers in leegstaande winkelpanden onder te brengen, krijgen ook andere ondernemers weer meer zin om in de buurt te investeren en bijvoorbeeld iets te doen aan hun etalages en winkelpui. Helaas gaat het economisch nu iets minder en zijn nogal wat oudere ondernemers bang om te investeren. Wij zijn voortdurend bezig vertrouwen te kweken in de overheid. De tijd die er zit tussen plannenmakerij en uitvoering is voor ondernemers vaak onbegrijpelijk lang. Wij moeten enthousiaste ondernemers er dan ook steeds opnieuw van overtuigen dat wat op stapel staat, ook werkelijk wordt uitgevoerd.”

Janna van Veen