Een menselijke metropool is een betaalbare metropool, stelt GroenLinks-wethouder Marieke van Doorninck van Ruimtelijke Ordening. Om de betaalbaarheid van de stad te verbeteren moet binnen dertig jaar 10 procent van de woningvoorraad in handen zijn van wooncoöperaties.
Marieke van Doornick: "Op termijn zullen de opbrengsten uit ons Vereveningsfonds afnemen"
Het gaat ons in de ontwerp-Omgevingsvisie Amsterdam 2050 om de Amsterdammers, zegt Van Doorninck. “Het gaat mij vooral om de mensen die in onze stad wonen of die de komende decennia in de stad komen wonen. Wat hebben zij nodig? De grootste opgave ligt bij het creëren van een betaalbare stad. Amsterdam is waanzinnig aantrekkelijk. De woningprijzen zijn de afgelopen jaren sterk gestegen. Vaak wordt gezegd: de stad is duur omdat er een tekort aan woningen is. We moeten absoluut veel woningen bijbouwen, maar dat is slechts één kant van het verhaal. De stad is een prooi geworden van vastgoedpartijen die snel geld willen verdienen. Om daar tegenwicht aan te bieden, zijn we voorstander van de komst van wooncoöperaties. Bij dergelijke groepen is de woning niet het verdienmodel. Mocht iemand de coöperatie verlaten dan komt de inleg retour, maar er volgt geen uitkering van de overwaarde. Ik ben in de Zwitserse stad Zürich geweest. Het is een dure stad. Toch lukt het daar via coöperaties een deel van de stad betaalbaar te houden.”
Ruimte voor collectieven
De gemeente denkt aan 10 procent van de woningvoorraad, goed voor misschien wel 50.000 tot 60.000 coöperatie-woningen voor 2050. Om het ontstaan van grote aantallen nieuwe collectieven te bevorderen, is het belangrijk bouwlocaties vrij te houden. “Dat doen we al in IJburg (Centrumeiland), Elzenhagen-Zuid en de Buiksloterham. Op de wat langere termijn reserveren we ruimte voor collectieven in onder meer de Sluisbuurt, het Amstelkwartier en op het Buikslotermeerplein. Coöperaties zijn ook niet alleen afhankelijk van nieuwbouw; het is denkbaar dat dergelijke groepen complexen van woningbouwcorporaties overnemen. In Den Haag heeft een coöperatie een straat overgenomen van een woningbouwcorporatie. We moeten uitvinden wat mogelijk is.”
die snel geld willen verdienen"
Verder denkt Van Doorninck de betaalbaarheid van de stad te kunnen vergroten door met woningbouwcorporaties vaker afspraken te maken over eeuwigdurende middenhuur. Ook verwacht de gemeente over het middensegment overeenkomsten te kunnen sluiten met (institutionele) beleggers. “Er zijn ook investeerders die niet voor de snelle winst gaan en die langdurig in het middensegment willen investeren.” Om de bouw van betaalbare huurwoningen makkelijker te maken, wordt de komst van een gemeentelijk woningbouwfonds voorgesteld. “Dat model is nog niet precies uitgewerkt, maar het gaat erom leningen te verstrekken aan coöperaties en kleine ontwikkelaars; partijen die anders niet aan voldoende financiering kunnen komen.”
Vaker hoogbouw
Betaalbaarheid is slechts één aspect van de nieuwe omgevingsvisie. De stad moet tot 2050 een uitbreiding ondergaan met 150.000 nieuwe woningen, deels in hoogbouw tot een maximale hoogte van 70 meter. “In de stad zijn woningen altijd kleiner dan buiten de stad, maar we streven wel naar een gevarieerd aanbod. Met niet alleen compacte woningen in hoge gebouwen voor de groeiende groep alleenstaanden, maar ook met ruime woningen voor gezinnen die graag in de stad willen wonen.”
Om die omvangrijke woningproductie te kunnen realiseren, moet volgens haar het huidige bouwtempo onverminderd worden voortgezet. Grote aantallen woningen kunnen een plek vinden in Amstel-Stad voorheen Amstel III, Haven-Stad en in Oost. Daarnaast is sprake van binnenstedelijke verdichting. “Er zal op veel plekken in de stad sprake zijn van verdichting. Dat is geen probleem, als we oog houden voor de omgeving. Neem de Staatsliedenbuurt: het is een van de meest verdichte buurten in de stad. Toch is die buurt heel leefbaar. Het gaat erom dat die extra woningen op een goede manier gestalte krijgen.”
Meer parken
De gemeente combineert verdichting nadrukkelijk met vergroening. “De hele stad moet een groener karakter krijgen. Met nieuwe grote en kleine parken. Bijvoorbeeld aan de rand van het NDSM-terrein, in Haven-Stad en in Houthavens. We willen een aantal verkeersaders ombouwen tot groene stadsstraten, denk aan ombouw van de Gooiseweg. En de bestaande woonbuurten moeten een groener karakter krijgen. Door het terugdringen van het autoverkeer en het opheffen van parkeerplekken, kan ruimte worden vrijgespeeld voor een andere inrichting. Daarbij kijken we of vergroening kan samengaan met ‘samen stad maken’; samen met bewoners de eigen buurt groener maken. Dat geeft vast veel discussie met stedenbouwkundigen die het ooit anders hadden bedacht, maar de schop moet in de grond. Die groenere buurten zijn overigens niet alleen belangrijk om de leefomgeving te verbeteren. Meer groen is ook nodig vanwege klimaatadaptatie en het verminderen van hittestress.”
Al die inwoners kunnen straks niet zonder een structureel betere infrastructuur, betoogt Van Doorninck. “De afgelopen tien jaar is de stad jaarlijks met tienduizend mensen gegroeid, zonder dat we de infrastructuur daarop hebben aangepast. Dat gaat zich wreken. We denken daarom aan de komst van nieuwe metrolijnen. Voor de korte termijn moet sprake zijn van doortrekking van de Noord-Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp, ook belangrijk om op Schiphol ruimte te maken voor meer internationaal treinverkeer. En de aanleg van een metro tussen Isolatorweg en Centraal Station. Voor de langere termijn kan worden gedacht aan een nieuwe Oost-Westlijn en metroverbindingen naar Zaanstad en Almere. We geloven erg in een polycentrische stad. Dat vraagt niet alleen de ontwikkeling van stevige stadscentra in Noord, Nieuw-West en Zuidoost, maar ook om een gezonde ontwikkeling van Zaandam, Almere en Purmerend. Alleen dan kunnen op die plekken goede voorzieningen gestalte krijgen.”
Omvangrijke investeringen
De aanleg van nieuwe metrolijnen is buitengewoon kostbaar. Daarvoor wordt specifiek een beroep gedaan op het Rijk. “De Omgevingsvisie is geen investeringsagenda. Het is een visie op de autonome beweging die de stad doormaakt. Het gaat om de vraag: wie willen we zijn over dertig jaar? En belangrijker nog: hoe willen we dat worden? Dat betekent dat we vooruit denken over omvangrijke investeringen. We kunnen niet elk jaar bij het Rijk op de stoep staan.”
Ook de voorgestelde verdichting en vergroening is een financiële klus. De vrees bestaat dat op termijn Amsterdam onvoldoende kan verdienen op grondexploitaties. “Op termijn zullen de opbrengsten uit ons Vereveningsfonds afnemen. Dat heeft twee oorzaken. Onze grondposities raken op. Veel nieuwbouw zal plaatsvinden in transformatiegebieden. En onze grondexploitaties zullen vaker minder goed uitpakken. Per gebied blijven positieve grondexploitaties mogelijk, maar vanwege ons hoge ambitieniveau verdwijnen de overschotten. Daar moet een oplossing voor worden gevonden. We willen graag verstedelijken, maar het Rijk zal de komst van die groene, gezonde stad wel breder moeten ondersteunen.”