De Tweede Kamer velt mogelijk nog voor de verkiezingen een oordeel over de nieuwe woonwet. Eind januari heeft het kabinet ingestemd met de nieuwe Woonwet van VROM-staatssecretaris Remkes. Het wetsvoorstel ligt nu voor advies bij de Raad van State. Met de nieuwe wet behoren de 101-jarige Woningwet en het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) tot de verleden tijd.
De nieuwe Woonwet van staatssecretaris Remkes is vooral bedoeld om de rolverdeling tussen partijen in de volkshuisvesting aan te passen aan het beleid in de nota “Mensen, wensen, wonen”. Gemeenten en corporaties krijgen bijvoorbeeld de plicht om te overleggen met individuele bewoners bij nieuwbouw- of renovatieplannen. Ook wordt de invloed van de huurdersorganisatie vergroot via een uitbreiding van de rol van de kantonrechter.
In het wetsvoorstel krijgt een aantal gemeenten ook de verplichting om een woonvisie op te stellen. In dit document wordt het rijksbeleid vertaald in lokale ambities voor de komende vijf jaar. De verplichting geldt in ieder geval voor steden, die in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) al een ontwikkelingsprogramma hebben geschreven. Provincies kunnen een woonvisie opstellen voor de overige gemeenten of ingrijpen in regio’s waar onvoldoende wordt samengewerkt.
Prestatieplannen
De woningcorporaties moeten volgens de nieuwe regels op basis van de gemeentelijke woonvisies een prestatieplan maken. In de toekomst zullen zij ook meer activiteiten mogen ontplooien op het vlak van woondiensten en woonmilieus. Wel zal de corporatiesector als geheel worden verplicht om de beschikbare middelen zo goed mogelijk in te zetten. Concreet zullen rijke corporaties met veel reserves meer moeten gaan bijdragen aan taken van hun armlastige collega’s. Het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting zal bovendien worden omgebouwd tot een toezichtorgaan, dat onder meer de doelmatigheid van corporaties controleert. Een organisatie die onvoldoende presteert, kan met de nieuwe woonwet in de hand worden gecorrigeerd.[JB]