In ruim een kwart van de huurwoningen van woningcorporaties woonde in 2011 een huishouden met een inkomen hoger dan 33 duizend euro. In Amsterdam is dat 30 procent. Dat meldt het CBS. Het gaat om 609 duizend van de 2,2 miljoen bewoonde corporatiewoningen. Sinds 2011 moet deze inkomensgrens van de Europese Commissie worden gehanteerd bij de toewijzing van sociale huurwoningen.
Vooral in de kleinere gemeenten in de Randstad ligt het aandeel 'scheefwoners' - althans volgens de logica van de Europese inkomensgrens - ver boven het gemiddelde. In de vier grote steden ligt het aandeel rond of iets boven het landelijk gemiddelde. In Amsterdam wonen volgens het CBS in 30 procent van de corporatiewoningen huishoudens die meer verdienen dan de Europese inkomensgrens.
Volgens het eigen onderzoek Wonen in Amsterdam komt de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties overigens uit op 24 procent: zo'n 10 procent huishoudens met een inkomen tussen de 34.000 en 43.000 euro en 14 procent die meer verdient dan 43.000 euro verdienen (Bron: AFWC/Wonen in Amsterdam 2011). Het CBS werkt echter met gegevens van de Belastingdienst, terwijl het WiA-onderzoek gebruik maakt van eigen opgave van geênqueteerde bewoners.
Vanaf 1 januari 2011 moet in Nederland volgens een besluit van de Europese Commissie 90 procent van de huurwoningen met een huur tot de huurtoeslaggrens (652,52 euro in 2011) worden toegewezen aan huishoudens met een belastbaar inkomen tot 33 duizend euro. Huurders die meer verdienen worden al snel 'scheefwoners' genoemd. Die term is beladen. Het suggereert dat huishoudens met een te hoog inkomen op een koopje wonen. Volgens veel deskundigen is de Europese inkomensgrens echter 10.000 euro te laag gekozen, in ieder geval in gebieden met een hoge marktdruk. De groep lage middeninkomen in de categorie 33.000 - 43.000 euro kan in de Randstad veelal geen betaalbaar alternatief vinden.