Het Amsterdamse bureau VMX Architecten geeft bewoners invloed op hun toekomstige woning. Door de wensen van bewoners serieus te nemen zijn ook zaken te realiseren die anders nooit of te nimmer van de grond zouden komen, zegt architect Don Murphy. Bovendien is samenwerking bij het ontwerp goed voor de gemeenschapszin en de liefde voor het gebouw later.
Dat zijn bureau met enige regelmaat betrokken is bij bewonersparticipatie is niet door Don Murphy bewust geïnitieerd. VMX wordt er soms voor gevraagd. Voor het eerst bij het ontwerp van een complex seniorenwoningen in Rotterdam-Hoogvliet. En daarna bij het ontwerp van een bijzonder woningcomplex in het Homeruskwartier in Almere. De ontwikkeling van het laatste complex is nog gaande.
“Voor mij is bewonersparticipatie een experiment. Het gaat om de vraag of een dergelijke aanpak leidt tot betere architectuur. Daarom doe ik dat.” Om die vraag aansluitend in positieve zin te beantwoorden. “Ik geloof niet dat bewonersparticipatie als zodanig tot een beter ontwerp heeft geleid. Zonder al die gesprekken met de bewoners zou ik in Rotterdam-Hoogvliet een even goed gebouw hebben gemaakt. Maar ik ben er wel van overtuigd dat het gezamenlijke ontwerpproces een belangrijke bijdrage levert aan de vorming van een sterke gemeenschap. En dat is heel veel waard.”
Bovendien helpt de betrokkenheid van de bewoners bij het overtuigen van de opdrachtgever een bepaalde koers te varen. “Een architect moet een ontwikkelaar van zijn idee weten te overtuigen. Vaak heeft zo’n ontwikkelaar een strak omlijnd beeld. Adviseurs en makelaars geven hem mee wat in de markt wel of niet haalbaar is. Een architect moet daar vervolgens tegen opboksen. Wij zoeken naar nieuwe oplossingen. Bij het seniorencomplex hebben we voorgesteld de buitenruimte te combineren met de galerij. Aantrekkelijk, want juist in de zomermaanden zijn mensen buiten. Dan kunnen ze veel gemakkelijker contact met elkaar maken. Het werkt echt, maar de opdrachtgever wilde aanvankelijk niks van de door ons voorgestelde extra gemeenschappelijke ruimte weten. Men geloofde niet dat zo’n oplossing een bijdrage zou leveren aan het versterken van de sociale cohesie. Na een hartelijk ontvangst van die oplossing door de bewoners ontstond daartoe toch de bereidheid.”
De woningplattegronden daarentegen zijn door de betrokkenheid van deze bewoners niet substantieel beter geworden. “De bewoners toonden een voorkeur voor een L-vormige keuken. In mijn beleving staat een rechte indeling echt beter. Ze willen ook graag een tweede slaapkamer als hobbyruimte, terwijl ik toch eerder zou denken aan een ‘loft’. Maar dat zijn geen grote issues. Over de gemeenschappelijke buitenruimte, essentieel voor de vormgeving van het complex, waren we het eens.”
De betrokkenheid van bewoners bij het ontwerp werkt volgens Murphy ook door in de manier waarop zij het gebouw later gaan gebruiken. “Zij begrijpen mijn keuzes. Ze weten waarom de meterkast zich op een bepaalde plaats bevindt. En ze hebben het concept door. Daardoor is het meer hun eigen gebouw. Dat zorgt voor een andere mentaliteit. Ze zijn minder anonieme consumenten en meer betrokken burgers. Ik ben er ook van overtuigd dat mensen vervolgens langer op die plek blijven wonen. Het is immers hun eigen huis.”
De totalitaire architect
Verder heeft hij naar eigen zeggen de bewoners behandeld zoals hij elke klant benadert. “Ik heb daar uitvoerig over nagedacht. Er is sprake van een golfbeweging. Wat is het verschil tussen de jaren zeventig en het huidige tijdsgewricht? Toen hadden we de inspraak. We kwamen uit een tijd dat de architect als een totalitaire figuur opereerde. Hij was de grote deskundige die wist hoe mensen moesten leven. Na Provo was hij de geslagen hond en veranderde de architect in de ‘pen of the people’. Toen ook vervloog de kans op interessante architectuur. Vanaf de jaren negentig hebben we een enorme golf aan laagbouwarchitectuur op Vinex-locaties gehad. Zonder bewonersinvloed. De architect heeft in onze huidige tijd weer een dominante rol, maar wij zoeken in ieder geval toenadering tot de gebruikers. En de architect van vandaag is niet meer het monster van weleer. Hij is niet bang voor de mening van bewoners; hij treedt hen als een gewone klant tegemoet. Dat is participatie. Dat is mede-opdrachtgeverschap.”
Dergelijke trajecten veroorzaken op het bureau wel een berg extra werk. “Er gaat veel tijd zitten in overleg. We besteden veel energie aan de productie van alle mogelijke modellen. Als we dat overal zouden moeten doen, dan zou het bureau beslist in problemen komen. Maar we doen ook ‘gewone’ projecten. Die subsidiëren als het ware onze meer ingewikkelde participatietrajecten.” Groeiende gebruikersbetrokkenheid is volgens hem niet alleen een zaak van de woningbouwsector. “Bij de bouw van publieke voorzieningen of scholen is het niet meer de staat die voorschrijft wat een architect moet doen. De onderwijzer wil betrokken zijn bij het gebouw waar hij straks moet werken. Ik moet dus veel vaker groepen mensen met hun eigen wensen actief tegemoet treden.”
Homeruskwartier
Don Murphy zit nog midden in de realisatie van een bijzonder woningbouwproject in het Homeruskwartier in Almere. De gang van zaken beschrijft hij als amazing. Mede-opdrachtgeverschap en een bijzondere competitie werden opgelegd door wethouder Adri Duivesteijn. De ontwikkelaars moesten zich wezenlijk rekenschap geven van de toekomstige bewoners. Vervolgens mochten in een speciale competitie veertien plannen strijden om zeven kavels. De ontwikkelaar met de beste resultaten tijdens een speciale verkoopbeurs kreeg uiteindelijk de kans om te gaan bouwen. “We hebben via internet contact gekregen met een groep bewoners uit Almere. Vervolgens hebben we ze bij elkaar gehaald voor een bijeenkomst. Daar hebben we duidelijk gemaakt dat het ging om mede-opdrachtgeverschap. Geen lippendienst, maar echte betrokkenheid bij het ontwerp.”
Niet iedereen heeft de hele rit meegemaakt. “Het is een bijzonder experiment. Sommige mensen tonen zich heel enthousiast over het idee, maar het ontbreekt hen aan voldoende geduld. Andere betrokkenen zijn door de kredietcrisis bezorgd geraakt over hun persoonlijke situatie, maar uiteindelijk ontstaat toch een gebouw dat er anders nooit zou zijn geweest.”
Voor het eerste deel is inmiddels een bouwaanvraag gedaan. Voor de rest nadert het definitief ontwerp. “We hebben uitvoerig met elkaar gesproken over de verhouding tussen privéruimte en gemeenschappelijke ruimte. Niemand wilde louter rijtjeshuizen met afgesloten tuinen. De potentiële kopers wilden een mix. Ik ben met hen naar Denemarken geweest. Met de ontwikkelaar ben ook nog in Zwitserland geweest. En na veel discussies en vele ontwerpen zijn we uitgekomen op een wel heel bijzonder ontwerp. Met een grote open ruimte in het midden. Ik kan niet meer zeggen wie zijn idee het was, maar daar komt een zwembad. Zo’n voorziening is buitengewoon kostbaar in onderhoud. Daarom hebben we gekozen voor een organisch ontwerp met planten die het water zuiveren. Een gewone projectontwikkelaar zou zoiets nooit hebben geaccepteerd.”
Ook bijzonder. De woning kan meegroeien met de wens van de bewoner. “Op de reguliere woningmarkt moeten mensen vaak van woning veranderen als de gezinsomstandigheden zich wijzigen. In Almere hebben we woningen ontworpen die zo lang kunnen worden als men wenst. Als extra slaapkamers nodig zijn. Of als mensen thuis een bedrijf beginnen. Het kan allemaal.” Verder biedt het complex een bijzondere variatie aan woningformaten. “Een echt gevarieerde bewonersgroep valt alleen te bereiken door sterke variatie in plattegronden, zo hebben we ontdekt. Het volume gaat daarom van klein (38 m2) tot echt heel groot (300 m2). In reguliere projecten gebeurt dat niet zo gauw.”